Dat schrijft minister Ard van der Steur (Veiligheid en Justitie) donderdag in een brief aan de Tweede Kamer. De Kamer had er na de ramp met vlucht MH17 op aangedrongen dat de informatie beter zou worden gedeeld. Het vliegtuig van Malaysia Airlines vloog boven oorlogsgebied in Oost-Oekraïne toen het werd neergeschoten.

Het blijft zo dat de MIVD en AIVD geen wettelijke taak hebben om de veiligheid van het luchtruim in het buitenland onderzoeken. Ook blijven de luchtvaartmaatschappijen verantwoordelijk voor het bepalen van hun vliegroutes.

Wel kunnen de inlichtingendiensten dreigingsinformatie delen die ze als ‘bijvangst’ binnenkrijgen en die belangrijk kan zijn voor de vliegmaatschappijen.

Tweede Kamerlid Salima Belhaj van D66 is nog niet tevreden en spreekt van een eerste stap. „Met dit convenant wordt een einde gemaakt aan het houtje-touwtje uitwisselen van informatie tussen de veiligheidsdiensten en de luchtvaartmaatschappijen. D66 wil dat het kabinet gericht informatie verzamelt om luchtvaartmaatschappijen te helpen om risico’s in kaart te brengen over het vliegen over conflictgebieden.”

Na de ramp met vlucht MH17 is onderzocht of de Nederlandse inlichtingendiensten informatie hadden gekregen waaruit gevaar zou hebben gebleken. De conclusie was dat de diensten geen aanwijzingen hadden voor een concrete dreiging.

De MIVD bleek de situatie in Oost-Oekraïne in juli 2014 wel op de voet te hebben gevolgd. Zo onderzocht de dienst het bericht dat een Antonov-vliegtuig op grote hoogte was neergehaald met een zwaar wapen. De MIVD concludeerde echter dat het toch waarschijnlijker was dat een lichte, van de schouder afgevuurde raket het toestel had geraakt.