Slechts 9 procent van de statushouders is naar schatting in staat direct een plaats op de arbeidsmarkt te vinden. Dat meldde Kennisplatform Integratie & Samenleving vrijdag op basis van een representatieve enquête onder gemeenten.

De grootste hindernis bij het vinden van werk is de „gebrekkige taalvaardigheid.” Ook onbekendheid met de Nederlandse arbeidsmarkt speelt mee, evenals gezondheidsproblemen of trauma’s bij een deel van de statushouders. Bijna twee derde van de gemeenten stelt dat er onvoldoende geschikt werk is in hun regio.

Een op de zes gemeenten (18 procent) heeft specifiek beleid ontwikkeld om vluchtelingen aan het werk te helpen. Ruim de helft (54 procent) is daarmee bezig.

Gemeenten zetten onder meer in op (aanvullende) opleiding of scholing. Ook noemen ze activeringsactiviteiten, zoals vrijwilligerswerk of werkervaringsplaatsen. Een derde van de gemeenten ziet werkgevers „aarzelen” om statushouders in dienst te nemen.

De onderzoekers adviseren gemeenten met werkgevers in gesprek te gaan over werk(ervarings)-plaatsen en hun ruimte te bieden om hiermee te experimenteren. Een andere aanbeveling is vluchtelingen –in een praktische setting– de Nederlandse taal beter te laten leren, bijvoorbeeld via een stage.

De krap 10 procent die snel een baan vindt, werkt vooral in technische beroepen en vaak in een internationaal bedrijf, zei onderzoeker Inge Razenberg vanochtend desgevraagd. De situatie van de 30 procent die volgens de gemeenten „niet bemiddelbaar” is naar werk, noemt ze „niet hopeloos.” „Wel zal het proces om werk te vinden voor hen langer duren. Een deel is bijvoorbeeld analfabeet en heeft geen arbeidsverleden.”

Razenberg zegt dat onder meer Utrecht zich actief inzet voor vluchtelingen. „Utrecht stimuleert het ondernemerschap bij vluchtelingen, omdat veel Syriërs in hun land ondernemer waren.”