Kardinaal Eijk: Martelaarschap in christendom verschilt van islam
UTRECHT. Martelaarschap in christendom en islam verschillen fundamenteel van elkaar, aldus kardinaal Eijk. De rooms-katholieke aartsbisschop van Utrecht sprak donderdag tijdens een themadag van de Tilburg School of Catholic Theology, in Utrecht.
Het thema van de drukbezochte bijeenkomst in het Utrechtse Museum Catharijneconvent was ”Bloedgetuigen. Martelaarschap door de eeuwen heen”.
De kardinaal hield een lezing over de martelaar Bonifatius, die in het jaar 754 werd vermoord. Het is dit jaar 1300 jaar geleden dat Bonifatius naar Nederland kwam.
Na zijn lezing ging Eijk in op een vraag over het verschil in martelaarschap in het christendom en de islam. Het islamitische martelaarschap betreft een actief iets, zei hij: het doden van anderen. Bij christenen gaat het om het ondergaan van lijden. „Bonifatius riep zijn metgezellen op de wapens te laten liggen, trouw te blijven als christen en zo te sterven.”
Perpetua
Prof. dr. Bart Koet, hoogleraar Nieuwe Testament aan Tilburg University, legde het verschil in martelaarschap verder uit in een workshop over de martelares Perpetua. Perpetua, die dikwijls in één adem genoemd wordt met Felicitas, was een christelijke martelares. Zij werd in het jaar 203 doodgemarteld in het amfitheater van de Afrikaanse stad Carthago. Haar levensverhaal is opgetekend in de ”Passie Perpetua”, waarin ze zelf aan het woord komt, onder andere door middel van dromen.
Perpetua beschrijft een droom waarin ze in het theater moet vechten tegen een tegenstander. Dankzij de hulp van een reusachtige man weet ze hem te overwinnen. Prof. Koet: „Het gaat hier om een innerlijke geestelijke strijd. Echt martelaarschap betekent dat je uiteindelijk in geestelijk opzicht staat boven degene die jou martelt. De martelaar kan de ander recht in de ogen kijken, zonder boosheid. Christelijke martelaren worden gekenmerkt door rust en zelfbeheersing.”
Dit in tegenstelling tot islamitische martelaren, aldus prof. Koet. „Zij komen in geestelijk opzicht niet boven hun tegenstander uit maar ze vernietigen die.”
Moed
Kardinaal Eijk merkte in zijn betoog verder op dat christenen van nu drie dingen kunnen leren van Bonifatius, namelijk: moed, ascese en contemplatie. „Christenen hebben moed nodig om hun veilige haven te verlaten en zich met een christelijke boodschap in deze samenleving te begeven. De ascese is noodzakelijk om als vreemdeling te leven en afstand te nemen van de seculiere cultuur.”
Hij erkende dat Bonifatius geen gemakkelijk karakter had. „God werkt met Zijn genade in ons, maar laat onze menselijke natuur intact. Het hoeft geen verwondering te wekken dat een heilige menselijke en soms al te menselijke kanten heeft. Er is geen heilige zonder smet.”
Bonifatius was een kundig (re)organisator van de kerk, die soms mensen tegen zich in het harnas joeg door krasse maatregelen. Zo wilde hij de doop terugdraaien van een priester die niet doopte in de naam van de drie-enige God, omdat hij het Latijn niet goed machtig was. Bonifatius ging hier over de schreef, vindt Eijk.
„Gewoon lastig”
In andere gevallen was die lastigheid een teken van moed, zei de kardinaal. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen hij hooggeplaatste personen op hun zonden wees. „Soms moet een mens gewoon lastig zijn.”
Eijk bestreed de opvatting dat Bonifatius de marteldood gezocht heeft door op hoge leeftijd naar een gevaarlijk gebied te trekken. „Hij schrijft zelf niet over het martelaarschap. Er is ook geen aanleiding geweest om te denken dat hij vermoord wilde worden. De marteldood kwam onverwacht voor Bonifatius.”