Egyptische afvalhopen bij Oxyrhynchus blijken goudmijn
Tientallen verloren en bekende teksten van schrijvers uit de Oudheid, talloze persoonlijke brieven, wetsteksten, een stapel fragmenten van Bijbelboeken, een aantal christelijke apocriefen en nog meer. Allemaal gevonden op de afvalhopen van een Egyptische provinciestad, dankzij de speurzin van twee Engelse gentlemen.
Dit project begon 120 jaar geleden in de stad Oxyrhynchus. De naam Oxyrhynchus betekent ”Stad van de vis met de spitse neus”. Twee jonge wetenschappers uit Oxford, Bernard Grenfell en Arthur Hunt, hadden al een seizoen op een andere plaats in Egypte naar handschriften gezocht, toen ze in 1896 besloten om het in Oxyrhynchus te gaan proberen. Dat was een ruïne in Midden-Egypte, tweehonderd kilometer onder Caïro, ten westen van de Nijl aan de rand van de woestijn. Zij wisten al dat oude afvalhopen een goede plek waren om te zoeken. Daar was de grond namelijk droog, nog droger dan elders in Egypte, en papyrus (het papier dat in de oudheid werd gebruikt) bleef er goed bewaard.
Na drie weken werk op andere plaatsen in Oxyrhynchus kwamen ze bij een stedelijke afvalhoop – en al op de tweede dag vonden ze een document met uitspraken van Jezus. Het fragment verscheen reeds in 1897 in druk en wij weten nu dat het deel uitmaakt van het apocriefe evangelie naar Thomas, dat in zijn geheel in 1947 is teruggevonden.
Flinke stad
De teksten op papyrus die Grenfell en Hunt in Oxyrhynchus vonden zijn dus geen documenten die mensen wilden bewaren, maar weggegooide exemplaren, meestal afgedankt omdat ze oud waren geworden. De meeste zijn dan ook licht tot zwaar beschadigd, maar sommige zijn nog in heel redelijke staat. Behalve Griekse teksten vond men ook wat in het Latijn, Koptisch en Arabisch.
Er is wel beweerd dat Oxyrhynchus een onbelangrijk dorpje was, maar dat klopt niet: achter de moeilijke naam gaat een provinciestad schuil die in de eerste vier eeuwen van onze jaartelling zo’n 20.000 inwoners had, met een hogere klasse die kon lezen en schrijven en die in cultureel opzicht goed bij was. Diverse Romeinse keizers bezochten de stad en het theater bood plaats aan 11.000 mensen. Later, enige tijd voor de komst van de islam, had Oxyrhynchus een bisschop en stonden er wel veertig kerkgebouwen.
Uiteraard deden Grenfell en Hunt het graafwerk niet zelf; daarvoor hadden ze honderd tot tweehonderd plaatselijke arbeiders in dienst. Grenfell trad op als opzichter terwijl Hunt de vondsten fotografeerde, sorteerde en verpakte. In totaal waren de twee Britten zes seizoenen in Oxyrhynchus actief: in de winter van 1896-1897 en van 1903 tot 1907.
Grenfell (1869-1926) werd in 1908 hoogleraar in Oxford, maar kreeg al in 1909 een zware inzinking en woonde vanaf 1921 in psychiatrische inrichtingen; Hunt (1871-1934) werd in 1913 zijn opvolger als professor. Na hen kwamen er nog Italiaanse opgravers naar Oxyrhynchus, maar die hadden weinig succes. De plaatselijke bevolking was namelijk inmiddels begonnen de afvalhopen af te graven om ze als mest te gebruiken. Dit leverde nog wel enkele vondsten van papyri op, maar het beschadigde de vindplaatsen onherstelbaar.
Toetanchamon
Aan het eind van een graafseizoen werd al het materiaal in metalen kisten gestopt, die weer in houten kratten werden geladen. De kostbare lading ging per kameel naar Alexandrië en vandaar per schip naar Engeland. Dat kon toen nog; toen in 1922-1923 het graf van farao Toetanchamon werd gevonden –ook door Engelsen– was de staat Egypte al zo sterk dat uitvoer niet werd toegestaan, zodat alle vondsten in het land zelf bleven.
In Oxford begonnen Grenfell en Hunt in 1898 met het publiceren van de boekserie ”Oxyrhynchus Papyri”, waarin tot nu toe tachtig delen zijn verschenen met meer dan 5200 documenten. En er is na 120 jaar nog genoeg materiaal ongepubliceerd om nog ten minste veertig delen te laten verschijnen. Het gaat dan ook om ruim zevenhonderd kisten met in totaal meer dan 100.000 grotere en kleiner stukjes tekst, waarvan er zeker 10.000 het publiceren waard lijken te zijn.
Het fragment van het Thomasevangelie kreeg het nummer P.Oxy.1 en men is nu bij P.Oxy.5245. De kwaliteit van de publicaties is hoog: na zo veel jaren is het zelden nodig om iets te verbeteren aan het werk van Grenfell en Hunt, al kunnen bepaalde papyri nu beter gelezen worden dankzij moderne optische hulpmiddelen en het gebruik van infrarood licht.
Nieuwe Testament
Zo zijn er van klassieke schrijvers zoals Sophocles en Euripides zijn verloren gewaande werken teruggevonden. Ook zitten er christelijke teksten onder de vondsten, zoals werken van apostolische vaders, andere vroege kerkvaders, en apocriefe boeken. In diverse van de tachtig verschenen delen Oxyrhynchus Papyri zijn Bijbelfragmenten gepubliceerd, en dat brengt ons bij het belang van Oxyrhynchus voor de Bijbelwetenschap.
Op de dag nadat ze het Thomasfragment hadden gevonden, groeven Grenfell en Hunt een fragment van Mattheüs 1 op, dat uit de derde eeuw stamt en nu als P.Oxy.2 door het leven gaat. Toen het werd gevonden, was dit het oudst bekende stukje van het Nieuwe Testament. Dat is nu het fragment van Johannes 18 dat bekend staat als P52 en zich in Manchester bevindt. Deze papyrus werd in 1920 door Grenfell in Egypte gekocht en is mogelijk ook in Oxyrhynchus gevonden.
Sinds het einde van de 19e eeuw zijn aan de toen bekende handschriften van het Nieuwe Testament in totaal 131 papyri toegevoegd, en zeker 52 daarvan werden in Oxyrhynchus gevonden. Deze relatief recent ontdekte handschriften, en zeker die uit Oxyrhynchus, zijn vrijwel allemaal ouder dan de exemplaren die we al hadden.
De vondsten van Oxyrhynchus bevatten fragmenten van de meeste boeken van het Nieuwe Testament, maar niet van alle; zo zijn er dertien handschriften met delen van Mattheüs, maar geen enkel fragment van Markus. Er is in Oxyrhynchus, anders dan in de verzamelingen van de Chester Beatty-papyri (jaren 1930) en de Bodmer-papyri (jaren 1950), ook geen enkel Bijbelboek compleet gevonden. Sterker nog, slechts zeven Oxyrhynchus papyri bevatten meer dan 25 verzen. Daar ligt dan ook niet het grote belang van de vondsten. Wel werd alles wat we van het Nieuwe Testament uit de tweede eeuw hebben, dus de oudste fragmenten, in Oxyrhynchus gevonden (als we P52 meetellen).
Paulus
Door de ontdekking van huis-, tuin- en keukenteksten is onze kennis van het Grieks enorm toegenomen, zodat we veel woorden in het Nieuwe Testament veel trefzekerder kunnen vertalen. Iemand heeft berekend dat het aantal Griekse woorden dat alleen in het Nieuwe Testament voorkomt en nergens anders, door de vondsten van Grenfell en Hunt is afgenomen van vijfhonderd tot vijftig.
Onder de Oxyrhynchus Papyri zijn talloze brieven die laten zien dat het gebruikelijk was om brieven door een secretaris te laten schrijven, zoals ook Paulus deed (Romeinen 16:22). Ook was het normaal om dan zelf de laatste woorden toe te voegen, en ook dat deed Paulus (Galaten 6:11, Filemon 19).
We komen in Oxyrhynchus ook veel staande uitdrukkingen tegen om dank, vreugde en verbazing uit te drukken, die eveneens in het Nieuwe Testament voorkomen. Ook het uitvoerig groeten aan het slot van een brief (Romeinen 16) is heel normaal. Anderzijds wordt in de honderden persoonlijke brieven vrijwel nooit meer dan een schrijver vermeld, zoals Paulus in veel van zijn brieven juist wel doet; het gebeurt slechts in zes van de 645 brieven, om precies te zijn. In dit opzicht zijn Paulus’ brieven dus ongewoon.
www.classics.ox.ac.uk/oxyrhynchus.html voor meer informatie (in het Engels)