Christen mag best wat trotser zijn op kerkgeschiedenis
De geschiedenis van het christendom is niet echt iets om heel trots op te zijn, vinden veel mensen. De middeleeuwse kerk was vaak corrupt en machtsbelust. De kruistochten en de inquisitie kostten duizenden mensen het leven. Toch biedt de kerkgeschiedenis meer schoonheid dan schaamte. Een generatie geleden had de naam christen in Engeland nog een positieve klank. „Ze handelde als een echte christen”, zeiden de mensen tegen elkaar als iemand een pannetje soep bij een zieke buurvrouw had gebracht. Een christen is „goed, vriendelijk en onzelfzuchtig”, lichtte een woordenboek uit 1979 toe. Het gevoel dat mensen bij het woord christen hebben, is inmiddels 180 graden gedraaid.
Schoonheid
Wat de Britse historicus Marcus K. Paul in zijn boek doet, is kijken naar donkere én lichte perioden in de kerkhistorie. Wie oog heeft voor de tijd waarin gebeurtenissen plaatsvonden (de context), en die niet beoordeelt vanuit latere tijden (anachronisme), krijgt een heel ander beeld van de geschiedenis.
Paul gebruikt de kerkgeschiedenis als een zogenoemd apologetisch argument. Dat kan worden gebruikt in de verdediging van het christelijk geloof en laat ook iets zien van de schoonheid ervan. De Britse historicus maakt eerst duidelijk dat het christendom niet draait om het uitvoeren van bepaalde riten, zoals in sommige godsdiensten het geval is, maar om een innerlijke overtuiging en om persoonlijke toewijding aan Christus.
Met dat uitgangspunt gaat de auteur de geschiedenis door, waarin hij steeds in gesprek gaat met seculiere critici. Spreekt de Bijbel positief over geweld en racisme (nee) en de positie van de vrouw (ja)? En wat was het belang van de middeleeuwse kloosters voor de westerse samenleving (armenzorg, wetenschap)?
Kwaad
Gelukkig veegt Paul de schaduwzijden van de geschiedenis van het christendom niet onder het tapijt. Er zit kwaad in de mens, dat blijkt telkens weer. Maar dat is volgens hem eerder een bewijs voor dan tegen de christelijke theologie. Hoe groter het goede, hoe groter de mogelijkheid tot het kwaad, ontdekte Augustinus al.
Overigens hoeft niemand bang te zijn dat christenen nu net zo gewelddadig zijn als hun voorvaderen tijdens de kruistochten. De geschiedenis van de Reformatie, verlichting, darwinisme, marxisme, postmodernisme en militant atheïsme staat tussen hen in en is bovendien onomkeerbaar. Christelijke theocratieën bestaan er ook niet meer, behalve dan in het Vaticaan. Geen enkele staat of samenleving in de wereld steunt geweld door christenen. Bij geweld door moslims ligt dat heel anders. Islamitische staten zijn nooit door dit historisch proces heengegaan.
Het christendom kent zijn donkere bladzijden, dat is wel duidelijk. Maar het heeft, als gevolg van de prediking van het Evangelie, de eeuwen door ook een onschatbare bijdrage aan onderwijs, liefdadigheid, gezondheidszorg en sociale samenhang geleverd, zo laat Paul zien.
In een wereld waarin vooral slecht nieuws de aandacht trekt, kan deze –soms wat verborgen– invloed gemakkelijk over het hoofd worden gezien. Zoals een man die altijd netjes op tijd zijn rekeningen betaalt, ook snel vergeten wordt. Het christendom zou best op wat meer sympathie mogen rekenen.
The Evil That Men Do. Faith, Injustice and the Church, Marcus K. Paul; Sacristy Press, Durham, 2016; ISBN 978 1 908381 95 8; 258 blz.; € 14,10.