Commentaar: Vmbo niet voor alle leerlingen verlengen tot vijf jaar
Er is geen onderwijssoort die de gemoederen zo bezighoudt als het vmbo. Dat is niet vreemd. Sinds de start, ruim twintig jaar geleden, ligt de samenvoeging van de mavo en het voorbereidend beroepsonderwijs (vbo) tot het vmbo onder vuur. De meest gehoorde kritiek: het vmbo is een lappendeken, het is te ingewikkeld, het doet onvoldoende recht aan zowel doeners als denkers, en het imago –het vmbo als afvalputje van het voortgezet onderwijs– is belabberd.
Het is te waarderen dat allen die bij het vmbo zijn betrokken –dat zijn er velen; het vmbo is de grootste sector binnen het voortgezet onderwijs– niet bij de pakken neer zijn gaan zitten, maar de afgelopen jaren hebben gewerkt aan oplossingen. De keerzijde daarvan is dat niet alleen het vmbo een lappendeken is, maar ook de hoeveelheid aangedragen ideeën dat dreigt te worden.
Deze week kwam er weer een goedbedoelde suggestie bij. De VO-raad, de landelijke koepel van middelbare scholen, en de Stichting Platforms VMBO pleiten ervoor om het vmbo te verlengen van vier naar vijf jaar. Hun motivatie: de leerlingen met de laagste opleiding gaan nu als eerste van school, hebben de minste kansen en lopen de meeste risico’s. Door ze een jaar langer in het voortgezet onderwijs te houden, hoeven ze minder vroeg een beroepsrichting te kiezen, kunnen ze vakken waar ze goed in zijn op havoniveau volgen en versterken ze hun positie op de arbeidsmarkt. Een sympathieke gedachte.
Daar is echter niet alles mee gezegd. Voor een deel van de vmbo’ers –die aan de bovenkant zitten– kan een extra jaar op school goed zijn. Maar voor een deel is dat juist geen oplossing. Leerlingen die weinig met school hebben en voor wie het leren een ramp is, gaan het liefst zo snel mogelijk aan het werk. Daar worden ze pas echt gelukkig van. Zulke jongeren een jaar langer in de schoolbanken houden, is vragen om problemen. Maatwerk is nodig.
Daarnaast zijn er andere knelpunten die zeker zo urgent zijn en om een oplossing vragen. De aansluiting van het vmbo op het mbo bijvoorbeeld. Die kan beter. Er zijn mooie voorbeelden van vmbo- en mbo-scholen die samen opleidingen aanbieden om ervoor te zorgen dat jongeren naadloos kunnen doorstromen. Maar zulke initiatieven zijn bepaald nog geen gemeengoed.
Een ander aandachtspunt is de relatie tussen theorie en praktijk. Juist vmbo-leerlingen hebben er behoefte aan om te weten waarom ze bepaalde zaken moeten leren. De vraag: wat heb ik eraan als ik straks aan het werk ga?, ligt hun voor in de mond. Op dit terrein valt er het nodige te verbeteren.
De suggestie om het vmbo te verlengen naar vijf jaar verdient serieuze aandacht. De insteek moet zijn dat leerlingen daardoor op een hoger niveau instromen in het mbo of, als ze na het vmbo gaan werken, hun positie op de arbeidsmarkt versterken.
Deze suggestie kan beter niet als algemene maatregel worden ingevoerd. Het risico dat het meest kwetsbare deel van de vmbo’ers hiervan de dupe wordt, is te groot. Investeren in het vmbo is zeer gewenst, maar wel met wijs beleid.