„Messiasbelijdende Joden moeten tot zegen zijn voor de volkeren”
Messiasbelijdende Joden zouden tot zegen moeten zijn voor de volkeren, meent Gavriël Gefen, medeoprichter van de Israëlische vereniging Keren HaShlichut. Samen met niet-Joden wil zijn organisatie helpen het zendingsbevel te volbrengen - dat oorspronkelijk aan Joden werd gegeven.
Het verhaal van de in mei 1966 geboren Gavriël Gefen begint in Noord-Californië. Zijn Joodse ouders verblijven in een hippiekolonie op een verlaten farm, waar alles kan en alles mag. De utopie die de alternatievelingen gestalte willen geven, blijkt weinig kindvriendelijk. Zo vertrekken de vaders vaak snel nadat hun kind is geboren.
In de lente van 1973 begint echter alles te veranderen. Een aantal leden van de commune -inclusief Gavriëls ouders en hun beste vrienden- komt tot geloof. Plotseling wordt het gezin belangrijk. Zijn ouders trouwen, verlaten de gemeenschap, beginnen een kerk te bezoeken en geven hun kinderen aandacht.
Binnen een paar jaar heeft het gezin drie succesvolle bedrijven opgericht: een appelboomgaard, een imkerij en een onderneming voor huizenbouw. Gavriëls ouders beginnen zich voor de zending te interesseren en zendelingen te ondersteunen. De belangstelling van zijn vader voor de wereldzending begint zelfs zulke vormen aan te nemen, dat hij tot de conclusie komt dat hij óf zijn bedrijf moet uitbreiden om meer zendelingen te kunnen ondersteunen, óf alles moet verkopen en er zelf opuitgaan.
Het wordt het laatste. Zijn ouders verkopen de zaak en het gezin vertrekt naar Longview in Texas, waar het een driejarige training volgt voor de zending. Zijn vader zou zendingspiloot worden en zijn moeder verpleegster. Het plan is om naar het Amazonegebied te vertrekken of naar Midden-Afrika.
Gavriël bestudeert op zijn eigen manier de Bijbel: elke dag na school leest hij er drie uur in. Het begint hem op te vallen dat de profeten veel over Israël te vertellen hebben en dat niet alles is vervuld. De plannen van het gezin veranderen. Zijn ouders besluiten terug te gaan naar Israël.
De vrienden reageren aanvankelijk negatief. Hadden ze daarvoor hun lange opleiding gevolgd? Het spontane antwoord van vader is: „Als we werkelijk geroepen zijn voor de naties, zullen we vanuit Israël worden uitgezonden.”
Het immigrantengezin komt in Tiberias terecht. Al snel valt het Gavriël op dat zending vanuit Israël onder de naties niet echt bestaat. Als Messiasbelijdende Joden al naar het buitenland gaan, is er geen uitzendingsproces en hoeven ze aan niemand verantwoording af te leggen. En in het buitenland willen ze zelf gezegend worden: ze vertellen de christenen dat zij Israël tot zegen moeten zijn en dat ze geld moeten geven.
Vanuit Israël maken Gavriëls ouders enkele zendingsreizen naar India, China en Afrika. Tijdens een reis naar Rwanda, in september 1997, verongelukt het vliegtuig waarin zijn vader, een andere Israëliër en Afrikaanse voorgangers naar een conferentie reizen. Gavriël vertrekt vanuit Israël naar de plek van de crash. Als hij daar aankomt, arriveren duizenden Afrikaanse christenen, die beginnen te zingen. Hij realiseert zich dat vanuit deze tragedie nieuw leven zal ontstaan.
Na de dood van zijn vader begint Gavriël de voorgangers van messiaanse congregaties een voor een te bezoeken en met hen te spreken over zijn idee dat Messiasbelijdende Joden tot zegen zouden moeten zijn voor de naties. Hij beroept zich daarbij op teksten als Jesaja 2:3, waar staat dat het woord zal uitgaan van Jeruzalem; en op het zendingsbevel, dat oorspronkelijk aan de Joden werd gegeven.
De reacties zijn overwegend negatief. Sommigen zeggen dat de naties Israël zouden moeten zegenen en anderen menen dat de tijd nog niet rijp is. Gefen antwoordt daarop dat als de messiaans-Joodse beweging volwassen wil worden, ze ook moet leren geven.
Om de paar maanden neemt hij opnieuw contact op met de leiders. Langzamerhand begint hun mening te veranderen. Dertien voorgangers komen in december 1999 bijeen in Jaffa (het bijbelse Joppe). Vanuit dit plaatsje aan de Middellandse Zee vertrok de profeet Jona en ontving Petrus het visioen over zijn roeping voor de naties.
Bij de volgende ontmoeting word de Israëlische zendingsorganisatie Keren HaShlichut opgericht. Keren is Hebreeuws voor ”hoorn” en ”shlichut” betekent uitzending. In de afgelopen drie jaar hebben Messiasbelijdende Joden die aan de organisatie zijn gelieerd, voor korte periodes in twintig landen gediend. Vorig jaar werkten bovendien twee vrouwen gedurende vijf maanden in Burkina Faso, in West-Afrika, onder dakloze islamitische straatkinderen. Een gezin is momenteel voor negen maanden naar Zuidoost-Turkije uitgezonden om er zendingswerk te verrichten onder Koerdische moslimvluchtelingen. „We hopen langzamerhand mensen voor langere tijd uit te kunnen zenden naar groepen die nauwelijks contact met het Evangelie hebben gehad”, zegt Gefen. „Israëliërs zenden Israëliërs uit en Israëliërs betalen daarvoor.”
Een van de taken waaraan Israëliërs volgens hem een bijdrage kunnen leveren, is de vertaling van de Bijbel. Er zijn, zegt hij, nog duizenden taalgroepen die de hele Bijbel of het Oude Testament nog niet in de moedertaal hebben. „De beste vertaalteams zijn die waarvan de een een vreemde taal spreekt en enige kennis heeft van het Hebreeuws en de ander Hebreeuws als moedertaal heeft en iets van de vreemde taal kent.”
Gefen meent dat Israëlische zendelingen ook de westerse kerken iets te bieden hebben. „Europa wordt als een postchristelijk werelddeel beschouwd, waar een jonge generatie bestaat die het Evangelie nooit op een begrijpelijke manier heeft gehoord. We willen de kerken helpen hun eigen volken te bereiken. We willen geen eigen werk opzetten, maar hen helpen.”
Gefen volgde na de middelbare school verschillende opleidingen. Bewust wilde hij geen graad of benoeming van een denominatie ontvangen. Hij gelooft dat het afleggen van verantwoordelijkheid aan een organisatie buiten Israël hem in bepaalde opzichten zou diskwalificeren om het Evangelie in Israël te brengen. De gemeente in Jeruzalem die hij bezoekt, houdt de gebruiken en gewoonten van de Joodse traditie namelijk hoog in ere. „We geloven overigens ten zeerste dat we die niet moeten opleggen aan andere volken. Het is deel van de roeping die God aan Israël als volk gegeven heeft. We prediken niet de thora of de Joodse traditie op enige manier of vorm aan niet-Joden. Uiteindelijk gaat het om genade.”