Ontdekking nodig
Hebreeën 12:4
„Gij hebt nog tot den bloede toe niet tegengestaan, strijdende tegen de zonde.”
Lasterlijke en slechte gedachten vallen Gods kinderen lastig. De vraag wordt daarom wel gesteld: Waarom laat God Zijn kinderen daar toch zo mee kwellen?
Hierop antwoorden wij allereerst in het algemeen dat de oorzaken van Gods handelingen dikwijls verborgen zijn. Maar in het bijzonder zeggen wij dat Gods kinderen, wanneer zij zichzelf onderzoeken, voldoende zullen merken dat dit alles hun niet ten onrechte overkomt en dat de Heere dit, tot hun bestwil, in Zijn grote wijsheid toelaat. Want daarmee ontdekt de Heere ons aan de boosheid en sluwe bedrieglijkheid van de duivel, die zijn vermaak vindt in het zaaien van distels, terwijl hij, door onze smarten te verergeren, zijn straffen vermeerdert.
Zo kastijdt de Heere Zijn kinderen om hun de listen van de duivel te tonen. Want de ervaring leert dat wij vaak onoplettend zijn in de dienst van God, Die niet met een uiterlijke schijn, maar met een innerlijk ontzag en vreze des harten gediend wil zijn.
Wanneer wij dit niet doen, maar Zijn heilige Godsverering durven beoefenen alsof de Heere maar een eenvoudige en onaanzienlijke Persoon was, op Wiens zaken men niet zo precies behoefde te letten, dan laat Hij de duivel op ons los, om ons met zulke lasterlijke gedachten te kwellen die Zijn grote Majesteit kleineren.
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)