Refo twijfelt tussen geld en duurzaam goed
Zorg voor het milieu wint in reformatorische kring aan populariteit. En al zijn refo’s dan niet direct koplopers op het gebied van duurzaamheid, ze doen het wel beter dan de gemiddelde Nederlander. „Op zich verheugend, maar het besef pelgrim te zijn stempelt ons gedrag maar in beperkte mate.”
Kan het niet-duurzame imago van de reformatorische gezindte overboord? Nou, het behoeft op zijn minst enige bijstelling, blijkt uit onderzoek van deze krant onder 864 personen. In een online-enquête is gevraagd naar duurzame gedragingen op verschillende terreinen: het kopen van eerlijk geproduceerde (fairtrade)voedselproducten, het eten van vlees, de aanschaf van eerlijke kleding, afvalscheiding, het gebruik van wasdrogers, waterverspilling en het bezit van zonnepanelen (zie bijgevoegde diagrammen). Na vergelijking met landelijke cijfers van Kaleidos Research, blijken refo’s op nagenoeg alle thema’s beter te scoren dan het landelijk gemiddelde.
Prof. dr. Wim de Vries, buitengewoon hoogleraar milieusysteemanalyse aan Wageningen University, zegt in een reactie „positief verrast” te zijn door de resultaten. Het bestuurslid van het wetenschappelijk instituut van de SGP plaatst wel kanttekeningen. „Het is op zich verheugend, maar het besef pelgrim te zijn stempelt ons gedrag maar in beperkte mate.”
Geen trend
Omdat er in het verleden niet eerder onderzoek is gedaan naar duurzaamheid in de gereformeerde gezindte valt niet te concluderen of er sprake is van een trend van verduurzaming. De duurzame levensstijl kan natuurlijk al jaren gebruikelijk zijn. In dat geval is er van bewustwording geen sprake. Waarschijnlijk kan het duurzame gedrag deels worden toegeschreven aan de calvinistische deugden van zuinigheid en matigheid. Verklaarbaar is dan ook de reactie van een respondent: „Wij hebben altijd behoorlijk sober geleefd met ons gezin. Nu is dat opeens heel hip.”
Voor De Vries is het duidelijk dat er geen sprake is van een „al jaren gebruikelijke duurzame levensstijl” in de gereformeerde gezindte. „Als je om je heen kijkt, zie je dat er van matigheid en zuinigheid vaak niet veel is overgebleven. En ik sluit mijzelf daarbij in. Velen hechten nog aan autogebruik en vleesconsumptie. Hierbij speelt gemakzucht een rol. Het gaat om gewoontegedrag dat lastig is te veranderen. Ik herken het bij mijzelf. Aanpassing kostte mij moeite.”
De Vries vindt de goede score in het RD-onderzoek bij energiebesparing, het scheiden van afval en het tegengaan van voedselverspilling mooi, maar minder verrassend. „Het gaat hier om zaken die ofwel goed zijn voor de portemonnee –zuinig omgaan met energie levert een besparing op– of algemeen zijn geaccepteerd –het niet scheiden van afval is asociaal– of religieus zijn bepaald – eten gooi je niet weg.”
Geen toonbeeld
Dat refo’s beter scoren dan de gemiddelde Nederlander betekent niet direct dat ze toonbeelden van duurzaamheid zijn. Uit de enquête blijkt alleen al dat er behoorlijke verschillen zijn tussen respondenten. Zo let van de SGP-stemmers zo’n 20 procent bij de aankoop van kleding vaak of altijd op uitbuiting bij de productie, bij de CU’ers is dit 30 procent. Nog groter is het contrast bij de aanschaf van fairtradevoedselproducten –denk aan eerlijke koffie, bananen etc.– tussen respondenten van deze partijen: respectievelijk 12 en 33 procent (zie grafiek).
„Deze verschillen binnen reformatorische kring zijn het typische plaatje”, stelt De Vries. „Helaas is er onder ons nogal eens sprake van overmatig consumptiegedrag. Kijk naar de auto’s en in de huizen.”
Volgens de hoogleraar zijn vooral vervoer en aankoopgedrag niet erg duurzaam. „De fiets nemen als dat kan, is er maar beperkt bij. Het budget voor kledingaankopen is veelal hoog, waarbij we er –al scoren we beter dan landelijk– maar weinig op letten of voor het maken ervan mensen zijn uitgebuit. En bij eten letten we vooral goed op de prijs en dan valt fair trade af, want dat is nu eenmaal duurder. Is het onwetendheid? Dat kan ik me haast niet voorstellen in het huidige informatietijdperk. Ook gezien de aandacht die deze krant aan duurzaamheid besteedt. De eerlijke prijs voor de producent en de duurzame productiemethoden zonder uitbuiting zouden ons er allemaal toe moeten aanzetten om fairtradeproducten zo veel mogelijk te kopen.”
Bewustwording
Ondanks de kanttekeningen die te plaatsen zijn bij het gedrag van de refo lijkt er sprake te zijn van een groeiende bewustwording rond duurzaamheid. Want jarenlang zijn „zorg voor het milieu, (dieren)welzijn en natuur een volledig blinde vlek” geweest in onze gezindte, stelt een lid van de Gereformeerde Gemeenten in de enquête. „Er viel niet over te praten. Voor mij is het de belangrijkste reden geweest om de laatste twintig jaar niet meer op SGP te stemmen, maar op de ChristenUnie. Die heeft daar veel meer oog voor, wat zich ook uit in verschillend stemgedrag in de Tweede Kamer.” Het laatste jaar bemerkt de respondent echter een kentering bij de SGP.
Dat er wat lijkt te veranderen, komt ook naar voren uit het onderzoek. Zo vindt ruim twee derde van de ondervraagden dat zij meer moeten doen om de aarde niet slechter achter te laten dan ze hem hebben aangetroffen. En 42 procent van de respondenten zegt in te zien dat hij zelf een bijdrage kan leveren aan het oplossen van milieuproblemen.
De sterke focus op het geestelijk leven in de gereformeerde gezindte zou een veelgehoord argument zijn om niet met duurzaamheid bezig te zijn. Toch is 90 procent het oneens met de stelling ”Zorg voor de aarde is niet belangrijk. Want het gaat in dit leven om onze ziel, de aarde zal toch eens vergaan”.
Dat duurzaamheid als thema leeft, blijkt eveneens uit de reacties op de stelling: ”Mijn kerkverband moet meer aandacht besteden aan duurzaamheid”. Meer dan de helft van de respondenten is het daar helemaal of gedeeltelijk mee eens.
Ook De Vries ziet een toegenomen bewustwording. „Zo hield ik recent een lezing over duurzaamheid voor een jeugdvereniging in een grote behoudende gemeente. Er is dus meer aandacht voor het thema.”
Volgens de Wageningse hoogleraar voltrekt de kentering zich wel langzaam. Het besef dat christenen pelgrims zijn, zou meer aandacht moeten krijgen. „Als wij hier geen blijvende stad hebben maar de toekomende zoeken, dan is een leven in overdaad daar niet mee in overeenstemming. Als het gaat om onze omgang met geld en goed, staat de Bijbel vol met aanwijzingen en waarschuwingen. Meer dan twintig jaar geleden verscheen het boek ”Geboeid door geld en goed”, waarin de materialistische levensstijl van de gereformeerde gezindte onder de loep is genomen. Dat zou iedereen moeten lezen en ernaar handelen. Het is van groot belang dat matigheid als christelijke deugd meer aandacht krijgt, ook in de prediking.”
Ondanks de groeiende bewustwording is er bij een deel van de gezindte een gebrek aan besef over de zorgwekkende toestand van milieu en klimaat, aldus De Vries. „De grote stem van klimaatsceptici in onze kring doet daar geen goed aan. Ik denk dan vooral aan het magazine Weet.”
Zorg
Uit de enquête blijkt ook zorg. Zo moet er niet meegegaan worden met „een linkse hype.” Duurzaamheid lijkt steeds meer „een nieuwe religie” te worden, merkt een respondent op. Een ander dringt aan op het vertolken van een eigen, uniek, christelijk geluid in het debat: dat van rentmeesterschap. Bij duurzaamheid moet niet de mens centraal staan of de aarde, maar de God van de schepping.
De Vries plaatst graag een kanttekening bij de „linkse hype”: „Veel en veel zorgelijker is de zogenaamde rechtse greep van het consumptisme waar we in terecht zijn gekomen. Dat niets van deze aarde eigen bezit is, zou ons leven moeten stempelen. Net als bij David. Bij de inzameling van gaven voor de tempel bad hij: „Want wie ben ik, (…) om vrijwillig te geven als dit is? Want het is alles van U, en wij geven het U uit Uw hand. Want wij zijn vreemdelingen en bijwoners voor Uw aangezicht.” Als kind leerde ik het gebed waarin voorkomt: „Leer ons voor overdaad ons wachten, opdat we ons gedragen zoals het behoort.” Als die overdaad er wél is, hangt dit –naar ik vrees– samen met het feit dat de volgende bede weinig praktijk is: „Doe ons het hemelse betrachten.””
„Kosten mogen geen smoes zijn voor onduurzaam gedrag”
De kosten van duurzaam gedrag worden te vaak als smoes gebruikt om dus maar niet duurzaam te zijn, reageert Arco Vuik uit Capelle aan den IJssel op de resultaten van het RD-onderzoek. Vuik is afgestudeerd sociaal geograaf en deed in 2014 onderzoek naar duurzaamheid in de SGP-achterban voor het wetenschappelijk instituut van de SGP.
Verbijsterd was Vuik door het feit dat bijna de helft van de respondenten het klimaatprobleem min of meer overdreven vindt. „Voor mij is klimaatverandering een serieus probleem en ik meen dat dit besef steeds breder doorsijpelt in de samenleving. Blijkbaar geldt dit minder voor de reformatorische gezindte? Of ze vindt het klimaatprobleem overdreven doordat ze de gevolgen niet voldoende ziet, óf doordat ze het niet wil zien, omdat ze dan een stapje terug moet doen in de overdadige leefstijl.”
Vuik signaleert bijvoorbeeld dat de reformatorische gezindte nog vastzit aan het dagelijkse stukje vlees. „Deze routine is lastig te doorbreken. Vlees is bovendien lekker en daar mogen we best van genieten, is een veelgehoorde redenering. Wordt nog te weinig beseft welke impact vlees eten op het milieu heeft? Bijvoorbeeld wat betreft water- en energieverbruik, de uitstoot van broeikasgassen en dierenwelzijn? Bij overmatig gebruik komen daar nog nadelige gevolgen voor de gezondheid bij.”
Duurzaam gedrag van refo’s lijkt in veel gevallen afhankelijk van de kosten, stelt Vuik. „Afval scheiden gaat over het algemeen goed. Maar dit kost relatief weinig geld en moeite of levert zelfs een besparing op. Ook zet iedereen de verwarming massaal laag als men wat langer van huis is. Ik neig ernaar om te denken dat duurzaam gedrag veel meer kans maakt als er een financiële prikkel achter zit. De verwarming een graadje lager zetten, zorgt nu eenmaal voor een lagere energierekening.”
Als het om het dragen van tweedehands kleding gaat, blijkt het financiële aspect de belangrijkste drijfveer, aldus 60 procent van de respondenten. Vuik: „Dus ook wat betreft kleding is men gevoelig voor het kostenaspect.”
Vuik vindt dat er door refo’s nog maar weinig biologische en/of fairtradeproducten worden gekocht. Hij verwacht dat ook hier de kosten meespelen.
De financiële belemmering voor duurzamer gedrag moet niet als „smoes” worden gebruikt, stelt Vuik. „Het is te gemakkelijk om te zeggen dat elke duurzame vorm van gedrag duurder is. We moeten het argument niet alleen gebruiken als het ons uitkomt. In hoeverre is geld echt het probleem? Want hoe zit het dan met vleesconsumptie en autogebruik? Dat kost ook veel geld. Ten slotte: als we ons gedrag niet aanpassen, werken we mee aan de uitstoot van CO2 en daarmee aan een onomkeerbare klimaatverandering. Zo betalen we later een hoge prijs: door de gevolgen van zeespiegelstijging en de komst van klimaatvluchtelingen.”
Vuik roept christenen op om niet te gemakkelijk te denken over de eigen keuzes ten aanzien van het milieu. „Gemak en automatisme spelen een belangrijke rol bij de belemmeringen voor duurzaam gedrag. Voorkom gemakzucht, wees bewust bezig.”
serie Rentmeesters
Dit is het eerste deel in een serie over duurzaamheid in de gereformeerde gezindte naar aanleiding van onderzoek van het RD. Volgende week zaterdag in Pluspunt deel 2: thema voeding.
Verantwoording onderzoek
Aan het onderzoek naar milieu en duurzaamheid binnen de reformatorische gezindte dat eind 2015 is gehouden, werkten 864 personen mee. Van hen kwamen er 303 uit het lezerspanel van het Reformatorisch Dagblad. Verder vulden 456 en 105 respondenten de enquête in na een oproep op respectievelijk rd.nl en Facebook.
Omdat in verhouding tot het geheel van de RD-achterban veel hogeropgeleiden de enquête hebben ingevuld, zijn de resultaten gewogen naar opleiding. Waarbij de keuzes van respondenten met een lagere opleiding een zwaardere weging kregen. Dat leverde overigens slechts minimale wijzigingen op.
Omdat duurzaamheid een thema is dat de een meer aanspreekt dan de ander, kan het in theorie zo zijn dat vooral geïnteresseerden de enquête hebben ingevuld. Dan zou dit onderzoek een te rooskleurig beeld geven van de gereformeerde gezindte. Hiermee is overigens al rekening gehouden bij de oproep om de enquête in te vullen. Deze was zo breed mogelijk geformuleerd.
Daarnaast heeft de redactie gecheckt of dit onderzoek representatief is. Enkele cijfers konden worden vergeleken met uitkomsten van een groot, landelijk onderzoek van NOM Print & Doelgroep Monitor (dat ook resultaten bevat over de gereformeerde gezindte). Deze resultaten kwamen vrijwel overeen. Sowieso liet dit landelijk onderzoek een vergelijkbaar beeld zien: bij bijna alle vragen rond duurzame thema’s scoorden respondenten uit de gereformeerde gezindte iets beter dan het landelijk gemiddelde. Alleen op de vraag in hoeverre milieu- en diervriendelijkheid meespeelt in de keuze van persoonlijke verzorgingsartikelen deed de RD-achterban het minder: 7 procent gaf een bevestigend antwoord, tegenover landelijk 10 procent.