Lasterlijke ingevingen
2 Thess. 2:9
„Hem, zeg ik, wiens toekomst is naar de werking des satans, in alle kracht en tekenen en wonderen der leugen…”
Het kan niet ontkend worden dat de lasterlijke ingevingen onmiddellijk aan het verstand worden voorgesteld, omdat deze lasterlijke ingevingen geestelijke, algemene en abstracte dingen betreffen, die niet binnen het voorstellingsvermogen kunnen vallen. Verder zien we dat de duivel aan slapende en wakende mensen, of aan hen die in een duivelse verrukking meegesleept worden, onmiddellijk verborgen dingen bekendmaakt, of onbekende talen, kunsten, wetenschappen en ten slotte de valse en ketterse theologie.
Bekend is dat deze dingen met het menselijke verstand en niet met het voorstellingsvermogen begrepen worden. Zo kan de duivel ook het verstand subtiele redeneringen inwerpen of voorstellen, die althans niet het voorwerp van fantasie zijn. Zo kan het gebeuren dat degenen die met deze inwerpingen geplaagd worden, zeggen dat er iemand binnen in hen spreekt, dingen voorwerpt en aandringt. Zo maken ze kennelijk onderscheid tussen hun eigen gedachten en satans gedachten, tussen de ingevingen van hun gemoed en die van satan.
Simon Oomius,
predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)