Kapper (75): Mannen zijn stukken ijdeler dan in 1956
BARENDRECHT. „Die viezeriken knip ik niet”, snoven de ouderwetse kappers van Rotterdam-Zuid als zij jeugd met beatlehaar zagen lopen. Afzwaaiend herenkapper Ho-San Tsang (75) glimlacht fijntjes. „In werkelijkheid wisten ze niet hoe ze dat model moesten knippen.”
Tsang, vers van de kappersschool, wist er wél raad mee. In 1965 opende hij zijn eerste herenkapsalon aan de Fazantstraat in Rotterdam-Charlois. Een coupe zoals de leden van popgroep de Beatles dat hadden, was niet de eerste modegolf die hij meemaakte. „Toen ik als 15-jarige kappersleerling bij kapsalon De Zeeuw aan de Putsebocht kwam werken, was kort haar in zwang. Die stijl komt momenteel weer terug.”
De kapper vindt het na zes decennia welletjes. Hij leerde veel mensen kennen. „Ik heb tot aan mijn pensioen, eind vorige week, klanten gehouden die ik kreeg in de tijd dat ik bij De Zeeuw begon. Ik bouwde daar mijn eigen klantenkring op, van mensen die naar mij vroegen.”
Toen hij later voor zichzelf begon –eerst in de Fazantstraat, later aan de Katendrechtse Lagedijk en de laatste twaalf jaren in de kapsalon van zijn zoon in Barendrecht– gingen zij met hem mee. „Ze waren toen jong, nu zijn ze grootouders. Ik heb alle belangrijke levensgebeurtenissen met hen meegemaakt. En zij met mij. Tegen mijn zoon zeggen ze nu: „Ik heb je nog in een luier zien rondlopen.””
Kerkvolk
Het intensieve contact met mensen trok Tsang in het vak. „Bij de bakker staan mensen een paar minuten, maar ik had klanten telkens een halfuur binnen. Dan ga je dingen van elkaar weten.”
Hij leerde karakters goed peilen. „Juist de ongezellige mensen interesseerden me. Ik wilde contact met hen krijgen en vroeg naar hun baan, gezin, hobby’s enzovoorts.” De kunst was vervolgens om details te onthouden. „Als ze weer kwamen, kon ik vragen hoe de bruiloft was verlopen, en of hun zoon geslaagd was.”
De kapper leerde ook verschillen tussen bevolkingsgroepen kennen. „De meeste Marokkanen, Turken en Joodse mensen lieten nooit merken of ze tevreden waren. In de hoop dat ik dan mijn tarief niet te snel zou verhogen.”
Geloof
Ook kerkmensen nam Tsang veelvuldig onder handen. Reformatorische christenen geven zich niet altijd gemakkelijk bloot, is zijn ervaring. „Als we weleens over het geloof spraken, vertelden sommigen van hen direct dat ze het christelijk geloof aanhingen. Veel anderen waren daar gesloten over. Tegelijkertijd merkte ik dat ze graag wilden dat ik rekening hield met hun identiteit. Zelf ben ik niet godsdienstig, maar ik kon prima met hen omgaan.”
Kenmerkende haardrachten uit achtereenvolgende periodes somt Tsang met gemak op. „Na de korte kopjes en het beatlehaar uit de jaren vijftig en zestig wilden alle mannen opeens krulletjes. Dan gaf ik hun een permanentbehandeling.”
Tsang herinnert zich ook de eerste verzoeken van grijzende heren om een kleurspoeling, in de jaren zeventig. „Ook van kerkmensen. Maar dat moest allemaal stiekem gebeuren, in een apart kamertje. Later mocht dit openlijk. In de jaren negentig, toen ik na twintig jaar afzwaaide als leraar aan de kappersschool aan de Coolsingel, hadden sommige leerlingen wekelijks een andere haarkleur.”
Vrouwen
De herenkapper zag ook hoe steeds meer vrouwen zijn beroepsgroep gingen bevolken. Als kappersleerling stapte hij een mannenwereld binnen: „Toen mijn baas De Zeeuw de eerste dame aanstelde, vonden de klanten dit hilarisch.”
Bij zijn afscheid, zestig jaar later, merkte Tsang de omslag pas goed. „Tussen de twintig sollicitanten die mijn plaats wilden innemen, zat maar één man.”
De dames hebben het vak stevig beïnvloed, weet Tsang. „Mannen kunnen veel strakker knippen, maar vrouwenkappers zijn creatiever.” Dat treft: „In de loop der jaren zijn heren vele malen ijdeler geworden”, stelt de kapper. „Ooit gingen mannen naar de kapper om luizen te voorkomen, nu gaan ze voor een modieus kapsel. Een groot voordeel, voor ons vak.”