Duivelswerk
Efeze 6:12
„Want wij hebben de strijd niet tegen vlees en bloed, maar tegen de (…) geestelijke boosheden.”
De duivel heeft vanwege de overblijfselen van de duisternis in ons, dit op ons vóór dat die duisternis als een geschikte stof, ja als een brandstof voor zijn vurige verzoekingen dienstdoet. Ons hart kan gemakkelijk in brand raken.
Daardoor komt het dat, wanneer er verkeerde gedachten in ons gemoed geworpen zijn, die er heel moeilijk uit zijn te krijgen zonder erdoor besmet te worden. Wij zijn geneigd om deze helse vonken op te vangen.
Het feit dat satan ons allerlei gedachten vol ongeloof, wanhoop, godslastering, van welke aard dan ook, kan toevoeren en inblazen, blijkt uit de dagelijkse ervaring van Gods kinderen, in wie satan zulke lasterlijke gedachten jegens God instort. Die gaan soms hun begrip en verstand te boven. Waar ze vroeger veelal ongeleerde mannen waren, lazen of hoorden ze nooit iets van zulke gemene en boze dingen.
Dit is ook duidelijk uit Sauls profeteren –uit de onmiddellijke mededeling en ingeving van een boze geest– zoals we lezen 1 Samuël 18:10: „En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd en hij profeteerde midden in het huis.”
Nóg duidelijker kan dit blijken uit al die vervloekte ketterijen, die de eeuwen door in omloop zijn gebracht; zoals in de begintijd onder de Romeinen. De veroorzakers van die ketterij worden als apostelen van satan beschouwd.
Simon Oomius, predikant te Purmerland
(”Satans vuistslagen”, 1663)