Buitenland

Condoleezza Rice getuigt in het openbaar over 11 september

Nationaal veiligheidsadviseur Condoleezza Rice heeft donderdag voor de national commission on terrorist attacks upon the United States oftewel de 11-septembercommissie getuigd. Het is niet de eerste keer dat Rice de tien leden ontmoet van de onafhankelijke commissie die de omstandigheden rond de septemberaanvallen van 2001 onderzoekt.

Van onze correspondent
8 April 2004 11:26Gewijzigd op 14 November 2020 01:07
<center> RICE </center>
<center> RICE </center>

Begin februari getuigde zij ook al, maar dat was toen niet in het openbaar en niet onder ede. Ditmaal was dat wel het geval. Dat is te danken aan Richard Clarke, Rices voormalige ondergeschikte en tot vorig jaar antiterreurcoördinator in het Witte Huis onder de Republikeinse president George Bush en trouwens ook onder diens Democratische voorganger, Bill Clinton. Clarke verscheen vorige maand voor de commissie en verklaarde daar dat de regering-Bush na haar aantreden in januari 2001 de dreiging van terreur -met name van de terreurbeweging al-Qaida- „onderschatte.”

Het Witte Huis was in rep en roer door die verklaring. President Bush beschouwt zijn antiterreurbeleid als een van de centrale thema’s van zijn bestuur, waarmee hij hoopt te scoren bij de verkiezingen in november. De invasie van Irak is volgens Bush onderdeel van die strijd tegen terreur, ook al zijn er nooit banden aangetoond tussen het regime van Saddam Hussein en al-Qaida. Clarke maakte het voor het Witte Huis daarom nog erger, toen hij verklaarde dat de oorlog in Irak de strijd tegen het terrorisme had verzwakt, omdat Washington manschappen, geld en logistieke capaciteit voor Irak reserveerde die beter voor de strijd tegen de terreur ingezet konden worden.

Bush’ naaste medewerkers bestookten en masse de media om de geloofwaardigheid van Clarke te ondermijnen. Condoleezza Rice leidde het offensief, omdat Clarke niet alleen het beleid van de president had aangevallen, maar ook haar eigen beleid. De commissie vroeg haar om opnieuw te verschijnen, maar Rice -lees: Bush- weigerde, omdat getuigen in het openbaar en onder ede -de voorwaarden van commissievoorzitter Thomas Kean- onverenigbaar zouden zijn met de vertrouwelijkheid van Rices adviesfunctie tegenover de president.

„Dat argument was niet steekhoudend, want in het verleden hebben nationale veiligheidsadviseurs meerdere malen in het openbaar en onder ede getuigd voor parlementaire commissies”, aldus Doug Bandow van het Cato Research Institute in Washington.

Vorige week ging het Witte Huis overstag onder druk van de Democraten, van een aantal Republikeinse partijgenoten en van vertegenwoordigers van nabestaanden van de septemberaanslagen. Rice mocht getuigen, in het openbaar en onder ede. De eerste opdracht van Rice is uiteraard om tegenover de commissie het beleid van haar baas -president Bush- te verdedigen.

Zijn er fouten gemaakt in de maanden voor de septemberaanslagen? „Natuurlijk zijn er fouten gemaakt, ook al zal Rice dat niet snel toegeven. Fouten die mogelijk onvermijdelijk waren. Kijk in de eerste plaats maar eens naar de manier waarop een nieuwe president aantreedt. Zeker als een Republikein een Democraat opvolgt -zoals dit keer het geval was- maar ook andersom, als de politieke continuïteit in het Witte Huis dus wordt onderbroken dan loopt die breuk dwars door Washington”, aldus Bandow.

Alle archieven van de aftredende president, inclusief de harde schijven van alle computers in het Witte Huis, gaan bij wisseling van de wacht naar het Nationaal Archief. Dat is wettelijk zo geregeld. Verder verdwijnen er ongeveer 12.000 mensen op politiek cruciale posten. Die moeten allemaal door vertrouwelingen van de nieuwe regering worden vervangen. Praktisch betekent dat een geweldige breuk in het beleid.

Het beleid van het nieuwe team sluit dus niet naadloos aan bij het beleid van het oude team. „Er is natuurlijk wel enige overdracht van kennis, maar de ervaring, de nuances, de subtiliteiten moeten door het nieuwe team opnieuw ervaren en verwerkt worden tot eigen deskundigheid”, meent Michael O’Hanlon van het Brookings Research Institute in Washington.

Naast deze institutionele breuk was er bij de overgang van het bewind van Clinton naar Bush ook sprake van een politieke breuk. „Nieuwe presidenten hebben hun eigen prioriteiten, dat is normaal. Maar bij Bush en het team dat hij in het Witte Huis introduceerde was vooral één thema overheersend: Wij doen het anders dan Clinton! De fixatie van de regering-Clinton op de terreurdreiging tegenover de VS -zonder dat men daartegen overigens doortastende maatregelen had genomen- beschouwde de nieuwe regering-Bush als verwerpelijk. Daar kwam nog een andere factor bij. Zoon Bush trok tal van topmedewerkers aan uit de periode van zijn vader”, aldus O’Hanlon.

Hij wijst erop dat deze mensen waren opgeleid en politiek waren opgegroeid in de periode van de Koude Oorlog, toen de VS te maken hadden met vijandelijke regimes, met landen en niet met bewegingen, met landen die legers en wapensystemen hadden waartegen met zich diende te verdedigen. „Vergeet niet dat Condoleezza Rice als Sovjetdeskundige Bush senior adviseerde. Ook vice-president Cheney en minister van Defensie Rumsfeld komen uit dat tijdperk. Geen wonder dat die groep zich van nature makkelijker concentreerde op een vermeende vijand zoals Irak dan op de vage en concreet moeilijk definieerbare dreiging van terreur”, meent O’Hanlon.

Hebben president Bush en zijn nieuwe team in de maanden voor de terreuraanslagen in New York en Washington de terreurdreiging onderschat? Doug Bandow: „Ongetwijfeld, maar dat is evenmin verwonderlijk als verwijtbaar. De Amerikaanse inlichtingendiensten maakten de grootste fouten. Die werkten bovendien niet samen. Dat kan men Bush niet kwalijk nemen. Wat men hem wel kan verwijten is dat hij dat probleem na de aanslagen niet heeft aangepakt. Hij heeft met veel bombarie een nieuw en inefficiënt ministerie voor Binnenlandse Veiligheid gecreëerd -iets waar hij zich aanvankelijk fervent tegen verzette- maar hij heeft het kernprobleem niet aangepakt. Dát mag men hem aanrekenen, maar dat zijn inlichtingendiensten aanwijzingen voor een naderend onheil niet onderkenden kan men president Bush moeilijk kwalijk nemen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer