Overvloed
Johannes 16:15
„Al wat de Vader heeft is Mijne; daarom heb Ik gezegd dat Hij het uit het Mijne zal nemen en u verkondigen.”
Jezus beloofde de zending van Zijn Heilige Geest aan Zijn discipelen om Zijn afwezigheid te vervullen. Hoe nuttig Christus’ tegenwoordigheid voor zijn leerlingen was, kunnen wij enigszins begrijpen. Hun harten werden vervuld met droefheid toen Hij Zijn weggaan meldde (Joh. 16:5-6). Om hen te verlichten in hun angst –de hoogste uitdrukkingen van liefde en zorg jegens hen– geeft Hij deze belofte, die hen meer zal bevoordelen dan alles wat zij konden ontvangen door Zijn lichamelijke aanwezigheid. Om dit te verzekeren en het grote gewicht ervan te tonen, herhaalt Hij het dikwijls krachtig (Joh. 14:16-18).
Hij is dus de eigenlijke Fontein van dat alles. Zijn liefde, genade, wijsheid, goedheid, raad en wil is zijn opperste oorzaak en bron. Daarom worden zij genoemd: de dingen die de Vader heeft. Zij worden gegeven en geschonken in en tot zijn uitdeling, uit hoofde van Zijn middelaarschap. Want daardoor moeten zij voor ons worden toebereid en geschonken worden, tot Gods heerlijkheid. Omdat dan de Heere Christus Middelaar is, zijn al de zaken van genade oorspronkelijk van de Vader, en vervolgens Hem gegeven.
John Owen, predikant te Fordham (”Een verhandeling aangaande de Heilige Geest”, 1746)