De juf had gezegd: „Dat is Erasmus”
Onverzettelijk staat Erasmus op het Grotekerkplein in hartje Rotterdam. Hij weet van geen wijken. In de rondte staan woontorens, appartementen, de Laurenskerk en veel naoorlogse flatgebouwen, want de stad is opgerukt, sinds het beeld van Erasmus lang geleden op zijn sokkel werd gehesen.
In de zandbak naast het Erasmusmonument spelen een moeder en haar dochtertje. Of moeder weet wie die man is, daar, op die sokkel? Ze heeft geen flauw idee, zegt ze, en veel zin om met dit mooie weer over iemand uit de zestiende eeuw te praten, heeft ze ook niet.
Het Grotekerkplein ligt er prachtig bij. Uitbundig valt de zon erover. Aan de rand van het betonnen stadspodium is Jef (33) uit Dordrecht neergestreken.
Hij weet wel wie de man op de sokkel is: „Erasmus.” Wie hij was? „Een geleerde, denk ik. Veel verder kom ik niet. Dat die man Erasmus is, heb ik vroeger op school geleerd. We hebben ooit een schoolreisje gemaakt naar Rotterdam, een rondje door de stad gemaakt, en hebben toen dat beeld bekeken. De juf had gezegd: „Dat is Erasmus, moet je nooit vergeten.” En ik weet het nog steeds. Goed hè!”
Een vrouw, Anoek, heet ze, steekt diagonaal het plein over. Dat beeld? „Erasmus. Ik zou me moeten schamen als ik dat niet wist. Ik heb daar naast de Laurenskerk een koffiezaak, Sherlock’s Place. En als geboren Rotterdammer, met een Erasmus Universiteit in de stad, word je geacht zoiets te weten.”
Alles wat Anoek van Erasmus weet, somt ze op: „Ik denk: een filosoof, een wetenschapper. Heeft hij het Nieuwe Testament vertaald? Nou, dat zou ik weer niet zo gauw achter hem hebben gezocht.”
Toeristen maken foto’s van het plein, van de Laurenskerk en haar toren, en van het Erasmusbeeld.
Op een bank zit een ouder echtpaar. Henk en Ada. Ze moeten even uitblazen, zeggen ze samen. „Dat beeld? Erasmus natuurlijk, zegt hij. „Mijn ouders hadden me vroeger verteld dat hij, iedere keer als de klok van de kerktoren sloeg, een bladzijde van zijn boek zou omslaan. Als jochie heb ik veel staan wachten of hij dat ook een keer deed. Maar hij deed ’t nooit.”
Ada: „Erasmus was een wijsgeer, een humanist. Van hem zijn veel boeken bekend. Hij is ergens in Zwitserland begraven.” En ze zegt ook nog, wijzend met haar vinger naar de Laurenskerk: „In die kerk daar ben ik nog gedoopt.”
Henk – hij is al 80: „Erasmus schreef ”Lof der zotheid”. Toch een schande als we dat niet meer weten vandaag de dag.”
Een opgeschoten knaap zit op de stoep een schaal salade naar binnen te werken. Hij heeft geen idee wie de man op de sokkel is. „Ik ben historisch niet zo geïnteresseerd. En ik kom niet uit Rotterdam, maar uit Schiedam, dus kan ik dat ook niet weten natuurlijk.”
Adriaan staat bij de kerk de historische toelichting te lezen. Hij weet dat het beeld op het kerkplein Erasmus moet voorstellen, maar verder heeft hij zich niet echt in diens geschiedenis verdiept. Hij prakkiseert hardop en denkt dat Erasmus in Zwitserland geboren is en dat hij psycholoog geweest moet zijn.
Opeens schiet Adriaan te binnen dat hij een boek van Erasmus thuis heeft, ”Lof der zotheid”. Hij heeft weleens een begin gemaakt in het boek, „maar het was me echt te moeilijk.”
Erasmus heeft ook het Nieuwe Testament vertaald! „Wacht. Ik weet waar u nu heen wilt, maar laat u mij in m’n waarde. Mijn ouders waren hervormd, mijn oudste zus is nog gedoopt, maar ik niet meer. We deden er niet meer aan, zeg maar. Dringt u mij vandaag geen Nieuwe Testament op!”
Een oudere vrouw is druk met haar ingeslagen boodschappen. In de man van het beeld is ze niet geïnteresseerd. „Hoe zou ík nu moeten weten wie dat is.”
Inmiddels zijn er zeven jonge vrouwen op stationsfietsen bij het Erasmusmonument gearriveerd. Ze doen met z’n allen mee aan een fietsroute door de stad, en het monument maakt daar deel van uit. Giechelend zegt er één: „Was hij een politicus, of een historicus?”
Een ander: „Nee joh, ik denk dat hij een hooggeleerde was, anders krijg je na je dood toch niet zo’n groot monument.”
In gezwinde pas steekt een dame het plein over. Zíj weet er wel alles van: „Dat is Erasmus, de humanist. Hij schreef het boek ”Lof der zotheid”, en nog veel meer boeken. Onze universiteit is naar hem genoemd. Maar meneer, het spijt me, ik heb een afspraak.”
Een echtpaar uit Schiedam zit in het zonnetje. Zij weten ook wie die man was: „Erasmus.”
En verder?
Er wordt druk overlegd. Hij zegt: „Een geleerde. Verder komt er nu niks bij me naar boven.”
En tegen zijn vrouw: „Kom, help ’s effies.”
Het duurt even, maar dan zegt zij: „Was hij niet een deskundige op het gebied van het humanisme?”
En dan opeens, met een stralende lach: „Van voren heette hij Desiderius.”
Aan een van de picknicktafels op het kerkplein is een jong gezin neergestreken, met doosjes voedsel van de Mac. Vader en moeder hebben beiden economie gestudeerd aan de Erasmus Universiteit.
Weten zij misschien wie die man van dat beeld daar is?
Vader: „Van hier af te zien, moet dat Erasmus zijn.”
En verder? Hij, peinzend, zegt: „Ik houd het op een filosoof. Hij schreef toch ”Lof der zotheid?”
Zijn vrouw, vol verbazing: „Nou, jij ben effe goed bezig zeg!”
Een meisje komt langs, likkend aan een grote ijsco. Natuurlijk weet ze wel wie dat is: „Erasmus. Ik woon daar om de hoek. Dus moet ik dat toch wel weten. Hij was filosoof, volgens mij. Heeft hij het Nieuwe Testament vertaald? Daar had ik geen idee van. Maar ik weet heus wel wat het Nieuwe Testament was, hoor. Dat is een van de twee boeken uit de Bijbel.”
Bij het monument staan een man en een vrouw druk redenerend de historische tekst over Erasmus te lezen. Ze komen uit België. Hij zegt: „Was hij geen schrijver?”
Zij zegt: „Ik dacht toch echt dat het Pascal was.”
Het standbeeld van Desiderius Erasmus, dat nu op het Grotekerkplein staat, is het oudste openbare, bronzen standbeeld van Nederland. Al in 1549, dertien jaar na de dood van Erasmus in 1536, werd een eerste (houten) beeld gemaakt ter ere van het bezoek van prins Filips en landvoogdes Maria van Hongarije. Al snel volgde een stenen beeld, dat geplaatst werd op de Grote Marktbrug.
Dat beeld, op de Grote Marktbrug, werd in 1572 door de invallende Spanjaarden van de brug af gegooid, de Steigergracht in. Er kwam een ander beeld van hout, daarna nog weer een van steen, totdat in 1622 de beroemde beeldhouwer en bouwmeester Hendrick de Keyser het huidige bronzen beeld maakte in opdracht van het stadsbestuur.
Calvinistische predikanten uit Rotterdam hadden veel moeite met dit beeld, temeer omdat zij Erasmus maar een libertijn en een bespotter van de ware godsdienst vonden.
In de twintigste eeuw is het standbeeld van De Keyser een paar keer verhuisd. Toen het beeld ongeschonden uit het bombardement van mei 1940 tevoorschijn kwam, werd het van zijn sokkel gehaald en veiligheidshalve verborgen op de binnenplaats van Museum Boijmans Van Beuningen.
Na de oorlog was er geen Grote Markt meer, en kreeg Erasmus eerst een plek op de Coolsingel (juli 1945). Daar moest hij echter wijken voor de metro (september 1963). Uiteindelijk kreeg het Erasmusbeeld in 1964 zijn huidige plaats voor de Laurenskerk op het Grotekerkplein. Het heeft de status van rijksmonument
Het beeld werd in 1996 door onbekenden omver getrokken, waarna het werd gerestaureerd en in twee jaar later weer op zijn sokkel gehesen.
De Nederlandse historicus Johan Huizinga schrijft over het Erasmusbeeld: „Het blijft in hooge mate karakteristiek, dat een paar eeuwen lang eigenlijk het eenige openbare standbeeld in Nederland niet dat van een krijgsman, vorst of staatsman is geweest, noch van een dichter, maar van een geleerde, die nog wel dat vaderland tamelijk veronachtzaamd had.”
In het jeugdboek ”Kruimeltje” vertelt het gelijknamige zwerfjongetje: „…en vlak bij had je ’t standbeeld van Jerassemus, die ’n blad van z’n boek omsloeg, elken keer as-die de groote klok hoorde slaan… Larie hoor. Hij had wel meer als ’n uur staan wachten en de klok had wel vier keer geslagen, maar Jerassemus vertikte het lekker om een blad om te slaan… hij moest dat eene bladzij nou wel van buite kenne…”