Christus’ belofte
Handelingen 1:8a
„Maar gij zult ontvangen de kracht van de Heilige Geest, Die over u komen zal, en gij zult Mijn getuigen zijn.”
Christus’ belofte, die eigenlijk zag op de dienst en dienaars van het Evangelie, is helemaal vervuld. Zonder die Geest zou nooit iemand eerlijk of met een goed geweten die dienst kunnen beginnen of daarop enige voorspoed verwachten. Christus heeft aan de kerk beloofd dat Hij, waar er maar twee of drie vergaderd zijn in Zijn Naam, in hun midden zou zijn (Mattheüs 18:19, 20). Al deze beloften werden volkomen vervuld door Zijn zending van de Heilige Geest. In en door Hem is Christus tegenwoordig bij Zijn discipelen in hun dienst en vergaderingen. Alleen Zijn tegenwoordigheid stelt mensen in die staat. Want Hij zegt: Ik zal bij hen wonen en bij hen wandelen, en Ik zal hun God zijn, en zij zullen Mijn volk zijn (2 Korinthe 6:16, Leviticus 26:12). Het behoren tot Gods volk en de tempel van de levende God te zijn, dat is gebracht worden tot Zijn dienstvervulling, hangt af van Zijn wonen bij hen en wandelen met hen. Hij doet dit alleen door Zijn Geest. „Want weet gij niet, dat gij Gods tempel zijt, en dat Gods Geest in u woont?” (1 Korinthe 3:16). De Geest vertoont van zo verre de Persoon en vervult de lichamelijke afwezigheid van Christus dat het wezen van de Kerk, de voorspoed van de dienst en haar gehele stichting van Zijn tegenwoordigheid volstrekt afhangt.
John Owen, predikant te Fordham
(”Een verhandeling aangaande de Heilige Geest”, 1746)