Opinie

Bij stembus is moraal niet relatief

Christenen moeten ook rekenschap kunnen geven van de wijze waarop zij bij verkiezingen hun autoriteit delegeren, betoogt de Amerikaan Russell Moore.

Russell Moore
4 May 2016 10:08Gewijzigd op 16 November 2020 03:19
beeld AFP, John Moore
beeld AFP, John Moore

Ik dring er al jarenlang op aan dat christenen hun verantwoordelijkheid als burgers serieuzer zouden nemen. Dat begint met het gebruik van hun stemrecht. In de publieke ruimte en bij de stembus moeten we meer betrokkenheid tonen, niet minder.

Maar wat als christenen worden geconfronteerd met twee keuze­mogelijkheden die allebei moreel problematisch zijn? Steeds weer krijg ik die vraag nu de onvoorspelbare verkiezingsstrijd in de Verenigde Staten nog elke kant op kan.

Om te beginnen: tenzij Jezus van Nazareth op het stembiljet staat, dwingt elke verkiezing ons om de minst kwade kandidaat te kiezen. In elke partij en op elk podium, hebben allen gezondigd en derft iedereen de heerlijkheid van God. Toch blijft het een belangrijke vraag. Het geloof in de menselijke verdorvenheid betekent niet dat we niet meer verantwoordelijk zijn. Volgens de norm van Gods wet is iedereen een leugenaar, maar dat betekent niet dat we een werknemer moeten aannemen van wie we weten dat hij stelselmatig liegt. Jezus leerde dat iedereen die begeerte in zijn hart heeft een overspeler is, maar dat betekent niet dat een vrouw haar schouders moet ophalen als zij hoort dat haar aanstaande echt­genoot altijd met anderen flirt.

Als we ons afvragen of we moeten kiezen voor de minste van twee kwaden, moeten we beginnen met de vraag wat stemmen binnen het Amerikaanse regeringsstelsel eigenlijk inhoudt. In ons stelsel is burger-zijn een ambt. Ook wij dragen verantwoordelijkheid voor wat de regering doet. Precies zoals Christus als Heer in het Nieuwe Testament rechtvaardigheid eist van ambtenaren, vraagt Hij dat van hen die regeren als burger.

De apostel Paulus leerde dat God de keizer het zwaard had gegeven om het goede te bevorderen en het kwade te straffen (Rom. 13:1-5). De Bijbel bespreekt ook de beperkingen van die rol door te noemen dat wie het zwaard onterecht gebruikt, verantwoordelijk wordt gehouden in het oordeel (Openb. 13).

In een democratische republiek heeft het volk zelf zeggenschap over het staatsmanschap. Als we stemmen, besteden we die autoriteit aan anderen uit om in onze plaats met het zwaard van gerechtigheid te zwaaien. Als we een verkiezingscampagne zien als een sollicitatiegesprek, is duidelijk dat het ethisch niet juist is om iemand aan te nemen om het kwade voor ons te doen.

Kan een kandidaat als hij gekozen is iets anders doen dan hij heeft beloofd? Ja. Kan een kandidaat in het openbaar de indruk wekken een goed karakter te hebben, en later openbaar komen als frauduleus? Zeker. Hetzelfde gebeurt met predikanten, echtgenoten, werk­nemers en binnen haast elke relatie. Maar die verrassing en teleurstelling zijn iets anders dan wanneer we weten dat we onze autoriteit overdragen aan iemand met een zwak karakter of verwerpelijke standpunten. Als we dat doen, zijn wij als stemmers schuldig. Zeggen dat het alternatief slechter zou zijn, is geen geldig excuus.

Denk bij wijze van voorbeeld aan de militaire dienst, een andere burgerlijke verantwoordelijkheid. Soldaten hoeven het niet eens te zijn met alles waarvan een generaal denkt dat hij het land dient. Maar als van hen wordt gevraagd te kiezen tussen het afslachten van onschuldigen of deserteren en de vijand helpen, kan een christen niet zomaar de minste van die twee kwaden kiezen. Hij moet concluderen dat beide fout zijn en dat hij aan geen van beide kan meewerken. Als een christelijke dokter wordt gedwongen te kiezen tussen het uitvoeren van abortussen of hulp bij zelfdoding, kan hij niet de minste van die twee kwaden kiezen, maar moet hij beide gewetensvol weigeren.

Dat wil ik eerst zeggen. Maar niet alle politieke kwesties zijn gelijk. Ik heb gestemd op kandidaten met wie ik het niet eens was op gebieden zoals de hervorming van de immigratiepolitiek en verlof bij ziekte in de familie. Maar ik was het met hen eens op het punt van de onaantastbaarheid van het menselijke leven. Toch kon ik niet stemmen voor een prolifekandidaat die voor raciale onrechtvaardigheid, oorlogsmisdaden of een aantal andere morele kwesties van de eerste orde was. Er zijn kandidaten met wie ik instem bij kwesties zoals economische groei of nationale veiligheid, maar op wie ik niet kan stemmen omdat ze ongeborenen een identiteit ontzeggen of godsdienstvrijheid beperken.

Vanwege deze morele overtuigingen zijn er momenten geweest dat ik beide kandidaten moreel diskwalificeerde. In één geval betrof dat een prolifekandidaat met rassen­haat tegenover een prochoicekandidaat. Ik kon mijn naam aan geen van beiden met een goed geweten verbinden. Ik schreef de naam van een andere leider op, volgens de mogelijkheid die het Amerikaanse stembiljet daarvoor biedt. Andere keren stemde ik op een kandidaat van een kleinere partij, iemand die niet tot een van de twee grote partijen behoorde.

Soms winnen kandidaten die niet tot de twee grootste partijen behoren. Abraham Lincoln deed mee als Republikein in een periode waarin de Liberalen en de Democraten de grootste partijen waren. Ook al winnen kandidaten uit een derde partij de verkiezing niet, ze kunnen wel kwesties aanhangig maken en bouwen aan een beweging voor de toekomst. Zulke ”write-inkandidaten” hebben weleens gewonnen: senator Lisa Murkowski van Alaska werd in 2010 herverkozen doordat genoeg kiezers haar naam er op het stembiljet bijschreven.

In de gevallen dat ik gestemd heb op een onafhankelijke of write-in-kandidaat, verwachtte ik niet altijd dat die kandidaat zou winnen. Hoofdzaak was voor mij dat ik deelnam aan het proces zonder medeplichtigheid aan iets wat moreel verkeerd is. Als christen zijn we niet verantwoordelijk voor het bestaan van ons tweepartijenstelsel of voor de manier waarop anderen hun burgerschap gebruiken, maar we moeten rekenschap geven van de wijze waarop wij onze autoriteit delegeren. Ons grootste belang is niet de winnende partij bij de verkiezingen, maar de rechterstoel van Christus.

Als christenen geconfronteerd worden met twee duidelijk immorele opties, kunnen we een stem voor immoraliteit of onrechtvaardigheid niet goedpraten met de gedachte dat het alternatief slechter is. De Bijbel zegt ons dat we niet alleen verantwoordelijk gehouden worden als we zelf slechte dingen doen, maar ook als we instemmen met degenen die ze doen (Rom. 1:32).

Aan deze kant van het nieuwe Jeruzalem zullen we nooit een perfecte kandidaat hebben. Maar we kunnen niet stemmen voor het kwade, zelfs niet als dat de enige mogelijkheid is.

De auteur is voorzitter van de commissie van Ethiek en Religieuze Vrijheid van de Zuidelijke Baptistenconventie en auteur van het boek ”Onward: Engaging the Culture Without Losing the Gospel”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer