Kerk & religie

„Algemeen Reglement geen ramp voor kerk”

DEN HAAG. „De invoering van het Algemeen Reglement van Bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk uit 1816 was geen ramp voor de kerk.”

Van een medewerker
29 April 2016 09:58Gewijzigd op 16 November 2020 03:13
DEN HAAG. In de Kloosterkerk in Den Haag werd gisteren een conferentie gehouden over de invoering van het Algemeen Reglement van Bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1816. beeld RD, Henk Visscher
DEN HAAG. In de Kloosterkerk in Den Haag werd gisteren een conferentie gehouden over de invoering van het Algemeen Reglement van Bestuur van de Nederlandse Hervormde Kerk in 1816. beeld RD, Henk Visscher

Dat betoogde historica dr. Joke Roelevink gisteren op een conferentie in de Haagse Kloosterkerk die was georganiseerd door het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, in samen­werking met het VU-Centrum voor Religiegeschiedenis. „In diepere lagen van de kerk ging het leven met langzame aanpassingen aan het reglement gewoon verder”, aldus dr. Roelevink. De conferentie had plaats ter gelegenheid van het feit dat op 3 juli 1816 het Algemeen Reglement door de nationale synode van de Nederlandse Hervormde Kerk in de Kloosterkerk werd vastgesteld.

Napoleon

Dr. Roelevink, als historica verbonden aan het Huygens Instituut, beschouwt de invoering van het Algemeen Reglement niet als een ramp voor de kerk. Volgens haar was door de val van Napoleon de invoering van de Franse wet op de godsdiensten uit 1802 in ieder geval afgewend. De orthodoxie was niet weg­gevaagd, zoals Napoleon voor ogen stond. Dr. Roelevink: „Land en kerk waren diep dankbaar dat ze waren verlost van de verschrikkingen van de revolutie en van de tirannie van Napoleon. Het interne functioneren van de kerk in Nederland moest echter worden verbeterd. Er waren financiële en organisatorische aanpassingen nodig, gelet op de groei van de eenheidsstaat. Met het Algemeen Reglement hield de staat greep op de uiterlijke organisatie van de kerk, maar bepaalde hij niet de inhoud van de leer.”

Volgens dr. Roelevink heeft de kerk zich niet tegen het Algemeen Reglement verzet, hoewel er verschillend mee werd om­gegaan. Ook de Dordtse Kerkorde van 1619 werd niet overal in­gevoerd, stelde ze.

Het Algemeen Reglement is niet effectiever geweest dan andere kerkorden, stelde de historica. Het zwakke punt lag volgens haar in de beperkte handhaving van de leer- en levenstucht en in de gebrekkige conflictbeheersing. Aan de handhaving van leer en leven gaf de Afscheiding van 1834 meer gewicht, aldus dr. Roelevink.

Tussen 1816 en 1951, het jaar dat de nieuwe kerkorde werd ingevoerd, ontstond er toch protest tegen het Algemeen Reglement. De invoering ervan zou in 1834 uitlopen op de Afscheiding. „Daarmee achtte men zich verlost van het dwingende karakter van het reglement”, aldus dr. Roelevink.

Eigen scholen

„Kerkmensen zijn vanaf 1816 in toenemende mate gaan uitdrukken wat het geloof voor hen betekende”, zei dr. Gert van Klinken, universitair docent kerkgeschiedenis aan de PThU te Amsterdam. Terwijl het Algemeen Reglement ruimte liet voor uiteenlopende interpretaties van de belijdenisgeschriften, vonden velen in 1834 dat de kerk de leer verloochende en de kerkelijke tucht verzaakte.

Van Klinken stelde verder dat de Afscheiding min of meer op de schouders van de Onderwijswet uit 1806 stond. Die wet verbood leerstellig godsdienstonderricht op scholen. De afgescheidenen wilden daarom eigen scholen oprichten.

De Dordtse Kerkorde (DKO) van 1619 had volgens dr. Leon van den Broeke, universitair docent kerkrecht aan de VU, het model van een raamwerk. Het Algemeen Reglement van 1816 volgde meer de praktijk, stelde hij. De classi­cale praktijk zoals die in de DKO was opgenomen, volstond volgens Van den Broeke niet voor het bestuur van de kerk. Daarom was er meer behoefte aan wetten en regels. Niettemin constateerde hij dat er tussen de DKO en het Algemeen Reglement een minder groot gat zit dan vaak wordt aangenomen.

De in het Algemeen Reglement bepaalde manier van kerkvisitatie is een papieren tijger gebleken die nog altijd niet tot leven is gewekt, betoogde dr. J. D. Th. Wassenaar, predikant te Hellendoorn. Tot 1951 was er veel onvrede over het instituut visitatie. „Soms was er eerder sprake van controle van de administratie dan van zielzorg.”


Lees ook:

„Kerk niet slecht af in 1816”, interview met dr. Joke Roelevink in Reformatorisch Dagblad (7 januari 2016);

„Het had veel erger gekund”, interview met dr. Joke Roelevink in Reformatorisch Dagblad (28 november 2013).

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer