Het gesprek aan de keukentafel
Diakenen hebben een nieuwe rol: gemeenteleden ondersteunen bij het omzien naar de ander. De kerk kan ook een rol spelen tijdens het zogeheten keukentafelgesprek, het gesprek tussen de hulpvrager en de burgerlijke gemeente.
Op 16 april kwam het keukentafelgesprek aan de orde op de Landelijke Diakenendag, een initiatief van de Christelijke Gereformeerde Kerken, de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken. Carlus Dankers leidde op de diakenendag een workshop over het keukentafelgesprek. Dankers (61) is consulent van de burgerlijke gemeente Groningen voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) en lid van de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Wekelijks voert hij acht gesprekken. Aan hem enkele vragen.
Wat is het keukentafelgesprek?
„Het doel ervan is duidelijk te krijgen waar iemand precies behoefte aan heeft en wat de gemeente daarbij kan betekenen. Dus: hoe ziet iemands leven eruit, waar ervaart hij zijn beperkingen, wat zijn z’n moeilijkheden om op een zo normaal mogelijke manier aan het maatschappelijke leven deel te kunnen nemen? Op tafel ligt dan de vraag welke ondersteuning of welke voorzieningen hij nodig heeft, en waar die vandaan kunnen komen. Moet alle ondersteuning bij de gemeente vandaan komen, of kunnen familieleden, vrienden en mantelzorgers ook wat betekenen? En ook: kan de kerk, de diaconie, hier een bijdrage leveren? Want het bijstaan van broeders en zusters in hun nood is een taak voor de diaconie bij uitstek. De overheid begint weer de waarde van de kerk te ontdekken, als het gaat om mensen in hun kwetsbaarheid bij te staan.”
Waar vindt een keukentafelgesprek plaats, niet altijd aan de keukentafel, toch?
„Het kan overal plaatsvinden, bij iemand in de keuken, in een wijkcentrum, in de consistoriekamer van de kerk of op het gemeentehuis.”
In juni vorig jaar bleek er met het keukentafelgesprek het nodige mis te zijn. Hoe dat zo?
„Dat is niet zo vreemd, want het is een maatschappelijk omwenteling die hier plaatsvindt. Wie vroeger hulp nodig had, deed een beroep op de AWBZ, waar in zijn hulpvraag werd voorzien. Men had daar zelfs recht op. Dat recht op hulp is uit de WMO weggehaald. De cliënt is nu medeverantwoordelijk voor een oplossing van zijn problemen. Hij wordt er actief bij betrokken, men doet nu een appel op zijn zelfredzaamheid. In vaktaal zeggen we dan: „De cliënt wordt in zijn eigen kracht neergezet.” Dat is een positief gegeven, dat echter ook spanning kan oproepen.”
Burgerlijke gemeenten vullen het keukentafelgesprek elk op hun eigen manier in, zo blijkt uit onderzoek.
„Doel van dit nieuwe beleid is bezuinigen. Maar er is nog weinig uniformiteit in de manier waarop gemeenten het oppakken. De gemeente is verplicht om de zorgvraag te onderzoeken, maar mag zelf bepalen hoe zij dat doet. Waar je vervolgens tegenaan loopt, is dat een grote gemeente meer financiële armslag heeft dan een kleine gemeente. Met als gevolg dat hulpvragers hun verzoek liever neerleggen in de stad dan op het eigen dorp. Grote gemeenten krijg dus steeds meer problemen op hun bord. De landelijke overheid zou dit punt nog eens tegen het licht moet houden. Dit vraag om evaluatie.”
Omzien naar kwetsbare burger
Gemeenten zijn sinds begin vorig jaar verantwoordelijk voor de ondersteuning van mensen die hulp nodig hebben om thuis te kunnen blijven wonen. Het gaat vooral om senioren en mensen met een chronische ziekte, een beperking of een psychische aandoening. Vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) kunnen zij aanspraak maken op begeleiding, huishoudelijke hulp of dagbesteding. Mensen die aankloppen met een hulpvraag krijgen nu een WMO-ambtenaar op bezoek voor het zogeheten keukentafelgesprek.
Dit traject verloopt niet altijd vlekkeloos, bleek afgelopen jaar uit verschillende onderzoeken. Het vaktijdschrift Binnenlands Bestuur meldde in juni na een onderzoek onder 41 gemeenten dat diverse gemeenten de wettelijke plicht in de wind sloegen om een keukentafelgesprek te voeren met hulp vragende burgers. Zo werden besluiten over het beëindigen van eenvoudige huishoudelijke hulp of het verminderen van het aantal uren in verschillende gemeenten zonder onderzoek genomen.
”Aandacht voor iedereen” (koepelorganisatie voor patiënten-, gehandicapten- en ouderenorganisaties) deed een halfjaar na de invoering van de WMO onderzoek onder 3000 mensen. Burgers bleken onvoldoende geïnformeerd te zijn over de regels. Een derde had geen idee waar men zich voor een keukentafelgesprek moest melden. Het overgrote deel van de mensen wist niet dat ze het recht hebben op het indienen van een persoonlijk plan en het meenemen van een cliëntondersteuner naar het gesprek. Ook wezen ambtenaren cliënten vaak niet op de mogelijkheid van een persoonsgebonden budget. Zo’n 46 procent van de mantelzorgers had de indruk dat gemeenten onvoldoende op de hoogte zijn.
De seniorenorganisatie ANBO liet december vorig jaar weten dat gemeenten te weinig werk maken van ondersteuning bij het zelfstandig wonen. Informatie over de WMO is vaak slecht vindbaar, onduidelijk en soms ronduit misleidend, concludeerde de ouderenorganisatie na onderzoek in tachtig gemeenten.
In januari stelde Ieder(in), een belangenvereniging van mensen met een beperking of chronische ziekte, dat de positie van zieke en hulpbehoevende burgers onder druk staat door de overgang van zorgtaken naar de gemeente. Volgens Ieder(in)directeur Illya Soffer hebben burgers in het samenspel tussen gemeente en zorgaanbieder „een ongelooflijk kwetsbare positie.”
In een reactie zei staatsecretaris Van Rijn (Volksgezondheid) dat het „onaanvaardbaar is als in een keukentafelgesprek niet de belangen en de rechten van de cliënt centraal staan, maar de commerciële belangen van een aanbieder.”