Verzet tegen veranderingen
Geachte professor Gerard Dekker, Dank voor uw nieuwe boekje over ‘het verloop van de gereformeerden’ in de laatste tientallen jaren. ”Zie, hoe alles hier verandert”, noemde u het. Die titel zegt al veel. Er is veel veranderd in de kerken die zich gereformeerd noem(d)en. Evenals in uw eerdere publicaties, legt u ook nu de vinger op de zere plek. Althans zo ervaar ik het. Het doet pijn om onder ogen te moeten zien dat de gereformeerde wereld ‘verloopt’, om uw eigen aanduiding te gebruiken.
Waren de Gereformeerde Kerken in Nederland enkele decennia terug nog een bolwerk van orthodoxie, inmiddels –voor zover ze überhaupt nog bestaan– hebben ze hun gereformeerde identiteit verloren. Binnen de vrijgemaakte Gereformeerde Kerken zijn, zo lees ik, velen ver verwijderd geraakt van wat vroeger beleden werd. In mijn eigen kerken, de Christelijke Gereformeerde, is het niet eens zo heel anders. Op diverse plaatsen, zo vrees ik, functioneert de gereformeerde belijdenis maar zeer ten dele of nauwelijks meer. U signaleert het allemaal op een eerlijke en herkenbare manier. En de veranderingen zijn nog steeds gaande.
Tot zover kan ik me, hoe pijnlijk ook, goed in uw weergave vinden. Maar dat verandert drastisch als u gaat schrijven over het verzet tegen die veranderingen bij deze en gene. U verzet zich tegen dat verzet. En u wijst een houding van afwijzing af. Drie kwalificaties gebruikt u daarvoor.
Het zou allereerst onhistorisch zijn om zich tegen veranderingen te verzetten. Want zulke verschuivingen zijn er in alle eeuwen geweest. Zie eens naar het leerstuk van de verkiezing van eeuwigheid. Daar gelooft nu vrijwel niemand meer in. Ten tweede noemt u hen die zo bezig zijn zelfs ongereformeerd. Klinkt vanaf de Reformatie immers niet de leus ”semper reformanda”, de opdracht om altijd weer te reformeren? Welnu dan, weg met dat verzet! Ten derde zou het ook nog eens onverstandig zijn. Men denkt het geloof in stand te houden, maar men brengt het juist schade toe, aldus uw stelling. Al met al, onder invloed van een veranderende cultuur „móet” (sic!) ons geloof zich wijzigen. Wie er anders over denkt, is een vreemde in zijn eigen tijd, weet niet wat gereformeerd is en is hogelijk onwijs. Daar kunnen we het mee doen.
Eerlijk gezegd was het me tot dusver niet bekend dat de godsdienstsociologie –uw vak– zich dergelijke subjectieve beoordelingen aanmeet. Ik meende dat deze tak van wetenschap zich beperkt tot het opsporen, ordenen en weergeven van feiten en ontwikkelingen en het trekken van feitelijke conclusies. Niet meer en niet minder.
Trouwens, u constateert dat de ontwikkelingen in de voormalige Gereformeerde Kerken hen uiteindelijk buiten de gereformeerde wereld hebben geplaatst. Kan dat dan de bedoeling zijn? Hoort dat dan tot de intentie van het gereformeerde beginsel? Moet alles wat tot heden nog gereformeerd is, daarop aankoersen? Mirabile dictu!
Juist deze week verscheen een boek met verzameld werk van wijlen ds. G. Boer, in leven voorzitter van de Gereformeerde Bond. In 1956 voerde hij met dr. H. Berkhof een ”Gedachtenwisseling” over positie en problemen van het gereformeerd-zijn in hun dagen en in hun kerk. Leerzaam, nog steeds. Ds. Boer: „Waar u eindigt, begint het pas. Immers, dieper dan de aangevretenheid van de moderne mens in deze cultuurfase, gaat de ontdekking van de Heilige Geest, wanneer wij gesteld worden in de ontmoeting met de levende God, die ons verbrandt in onze problemen en aanvechtingen, en de grondvraag aan de orde stelt, nl. onze schuld. Hier komen de volle tonen van zonde en genade tot ontplooiing. Wie voor God staat, blijft alleen de schreeuw om genade over. Wij staan daar niet als mensen van de twintigste eeuw, maar als goddelozen en vijanden. (…) De crisis waarin God ons brengt, is van geheel andere aard dan welke cultuurcrisis ook. Bij de vele veranderingen, waaraan wij allen onderworpen zijn, verandert de ontmoeting met de levende God niet. Deze situatie is beslissend tot aan de wederkomst van Christus.”
Ik groet u hartelijk en beveel u Gode.
Reageren? welbeschouwd@refdag.nl