Jurjen ten Brinke voor CGK-Vrouw: Geroepen om vreemdeling te zijn
BUNSCHOTEN. „Waarom komen vreemdelingen naar ons land? Kunnen ze niet ergens anders opgevangen worden?” Op deze en andere vragen ging Jurjen ten Brinke donderdag in, tijdens een lezing op de eerste CGK-Vrouwendag in Bunschoten.
Ten Brinke, evangelist in de multiculturele gemeente Hoop voor Noord in Amsterdam, sprak voor 600 vrouwen op de bondsdag van CGK-Vrouw, uitgaande van de Bond van Christelijke Gereformeerde Vrouwenverenigingen. De bondsdag heet voor het eerst CGK-Vrouwendag en had als thema ”Vreemd”.
Aan de orde van de dag
Volgens Ten Brinke is het woord vreemd aan de orde van de dag. „We kijken niet meer op van allerlei vreemde dingen die er in ons land gebeuren.” Is het niet vreemd dat slechts 4,2 procent van ons Nederlandse volksdeel zegt te geloven, terwijl Nederland ooit het Israël van het Westen werd genoemd? „Het is vreemd om als vreemdeling in Nederland aan te komen en overladen te worden met een woud aan regels. Het is vreemd dat mensen zo anders kunnen reageren dan je dacht.”
Zowel in ons taalgebruik als in de Bijbel komt het woord vreemd of vreemdeling vaak voor. Ten Brinke: „Is het niet Bijbels om vreemdeling te zijn op aarde? We zijn immers geroepen als pelgrim vreemdeling te zijn, als een koninklijk priesterdom, een heilig volk, een verkregen volk, geroepen tot Zijn wonderbaar licht, zoals Petrus schrijft. Is het niet vreemd dat God Zich niet schaamt om je broeder en zuster te noemen?”
De evangelist riep de vrouwen op om als het ware met de ogen van God naar de mensen om hen heen te kijken. „We moeten eraan wennen dat we vreemdeling zijn en is het nodig de grote Vreemdeling te leren kennen. Vanuit het zien op die Ander moeten we ook kijken naar vreemdelingen”, zei hij. Ook Christus was „vreemdeling, asielzoeker” op deze aarde, aldus Ten Brinke. „Hij verliet de hemel, op zoek naar verloren mensen.”
Uitleggen
Omgaan met de vreemdeling moet volgens Ten Brinke meer zijn dan hem of haar een Bijbel aanbieden. „We moeten de Bijbel aan de vreemdeling uitleggen”, zei hij.
De Amsterdamse evangelist zei ook van vreemdelingen te leren. Achmed vertrouwde hem toe dat het genade was alles uit handen gegeven te hebben en op God te vertrouwen. Nadat Mohammed gedoopt was en werk vond, was hij zo dankbaar dat hij de meeuwen brood voerde. „Zo worden de werken van God openbaar.”
In zijn workshop gaf hij het advies in het contact met de vreemdeling met het gewone te beginnen. „Neem iemand niet meteen mee naar de kerk. Nodig hem of haar eerst eens uit bij je thuis aan tafel. We kunnen niet christen zijn zonder de gemeenschap met anderen. We hebben de ontmoeting met elkaar nodig.”
Ten Brinke zou graag zien dat elke kerkelijke gemeente een missionaire gemeente zou zijn. Vreemden worden volgens hem soms weggekeken en lang niet altijd welkom geheten.
Psalm 146
In haar openingswoord stond H. den Hertog-van ’t Spijker, de presidente van CGK-Vrouw, stil bij Psalm 146.
Daarin spreekt de dichter van Gods eeuwige trouw, waarin Hij de vreemdeling bewaart. „Die bewaring gaat gepaard met het loven van de Heere, oog hebben voor elkaar en het niet vertrouwen op mensen. Welzalig hij die de God van Jacob tot zijn heil heeft.”