Openheid voor geloof nog geen apologetische lente
Zouden we niet voorzichtig kunnen spreken van nieuwe kansen voor apologetiek en evangelisatie? Na de vrieskou van de secularisatie doen zich aarzelende lenteverschijnselen voor. Mensen lijken meer openheid voor geloof te vertonen dan lange tijd het geval is geweest.
JA
Hoe men ook denkt over manifestaties als The Passion of de vele uitvoeringen van de Matthäus-Passion, het is opmerkelijk dat deze zo veel bezoekers trekken en navenante aandacht krijgen in de media. Hoe is het mogelijk dat een bepaald niet als belijdend christen bekendstaande literator als Joost Zwagerman een cyclus religieuze gedichten nalaat en dat seculiere media daar bovenop springen? Een opmerkelijke briefwisseling in De Groene Amsterdammer staat wellicht model voor een nieuwe trend.
Schrijver, columnist en presentator Stephen Sanders komt uit de kast als would-begelovige. Hij vraagt zichzelf openlijk af wat er in hemelsnaam met hem gebeurd is. De weldenkende klasse had toch afgesproken dat God was afgeschaft? Wat bezielt hem? In zijn eigen woorden: „Ik weet het ook niet precies, ik heb geen plotselinge openbaring gehad of zoiets, maar ik word zo wanhopig van de parmantigheid waarmee de niet-gelovers en de niets-weters hun stellingen verdedigen, dat ik alleen daarom al een beetje sympathie begin te krijgen voor de religieuzen.”
Sanders verzet zich tegen de aanmatigende en triomfantelijke maakbaarheidsgedachte. Het christelijk geloof zou volgens hem wellicht een nieuwe start kunnen maken nu de verplichtingen, de oordelen en de trauma’s steeds verder verwijderd beginnen te raken in de tijd.
Wat voor Sanders de doorslag geeft, is dat mensen over hun eigen standaarden blijken te kunnen heenspringen. Hij weet: zoiets haal ik onmogelijk uit mijzelf. Er moet iets buiten mij zijn wat mij in staat stelt boven mijzelf uit te stijgen. Sanders betrapt zich er nu op dat hij hardop spreekt tot ”God”, de toehoorder, de goede verstaander die er niet op uit is hem te laten struikelen, maar hem in erbarmen aanhoort.
Yvonne Zonderop reageert met herkenning op Sanders. Ze heeft ”geloof” altijd geassocieerd met stellingen die je voor waar aanneemt, hoe onwaarschijnlijk ook. Wie gelooft, zou haar verstand doelbewust opzij zetten. Maar nu ervaart ze bij zichzelf openheid voor ”faith”, de steun die je ontleent aan het vertrouwen op een kracht buiten jezelf. Geloof is voor haar een opdracht om een goed leven te leiden en om de beschadigde wereld te verbeteren, niet een kans lopen op een plaatsje in de hemel. „Wel de hoop en wel vertrouwen voelen, zonder te zeggen: ik geef mij over.”
Daarop nogmaals Sanders: „Ik geloof dat ik wil geloven – en dat het me soms lukt, op de momenten wanneer ik dat het minst verwacht.”
Als je dit zo leest, mag je toch spreken van ritselingen van de Heilige Geest Die waait waarheen Hij wil?
NEE
Het zou kunnen zijn dat die conclusie veel te snel en ongefundeerd is. Het is al zo vaak gebeurd dat christenen zich rijk rekenden met religieuze openheid bij anderen. Als het werkelijk op de kern van het Evangelie aankomt, geeft die religieuze belangstellende meestal niet thuis. Van de gekruisigde Christus wil hij of zij misschien nog wel weten als van een tragische held of een inspirerende idealist, maar niet als de Middelaar tussen God en mensen die plaatsvervangend onze schuld draagt en zo verzoening tot stand brengt.
Eén zwaluw maakt nog geen zomer en ook geen lente. Nog maar 14 procent van de Nederlandse bevolking gelooft in een persoonlijke God! Terecht merkte de secretaris van de protestantse synode, dr. Arjan Plaisier, onlangs op dat de kerk op eigen benen komt te staan en niet meer kan leunen op traditionele privileges. Het cultuurchristendom verdwijnt en de volkskerk is vrijwel overal passé. De winter van de secularisatie heerst nog volop.
DUS
Voorzichtigheid is geboden. Te vroeg juichen is dwaas zelfbedrog op basis van wishful thinking. Toch moeten we de oren spitsen voor onverwachte bewegingen van de Heilige Geest in de postmoderne cultuur.
Ik werd getroffen door het pleidooi van prof. dr. H. van den Belt in het mij bij mijn emeritaat in Groningen aangeboden vriendenboek. Hij roept op tot nadere bestudering van de vraag hoe de christelijke en gereformeerde spiritualiteit zich verhouden tot de menselijke religiositeit in het algemeen. De bestudering en beoefening van de gereformeerde spiritualiteit zouden daardoor aan apologetische kracht kunnen winnen. Te veel wordt buiten beschouwing gelaten dat er een algemene werking van de Geest is in de schepping en in de cultuur. „In allerlei vormen van spiritualiteit, zelfs van verwrongen spiritualiteit, mag de christen toch een hunkering, een zoeken naar God waarnemen.” De uitdagende vraag is: wat betekent dit voor ons gesprek met mensen als Sanders en Zonderop?
Prof. dr. J. Hoek, hoogleraar systematische theologie.