Kerk & religie

Kleitabletten onthullen nieuwe kennis over Babylonische ballingschap

LEIDEN. Door de vondst van grote aantallen kleitabletten in de jaren negentig van de vorige eeuw zijn wetenschappers veel meer te weten gekomen over de ballingschap van de Joden ten tijde van het Oude Testament.

Jan van Reenen
20 April 2016 16:59Gewijzigd op 16 November 2020 03:01
Kleitablet in de Böhl-collectie van het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten. beeld NINO
Kleitablet in de Böhl-collectie van het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten. beeld NINO

In de bibliotheek van het Nederlands Instituut voor het Nabije Oosten (NINO) in Leiden bevindt zich een afgesloten en gekoelde ruimte met kleitabletten in archiefkasten. De grootste hebben het formaat van een iPhone en de kleinste dat van een horloge. In de rood-, donker- en lichtbruine tabletten zijn kleine tekens gekerfd, het zogeheten spijkerschrift. Ze zijn afkomstig uit oude culturen in het Midden-Oosten.

Dr. Caroline Waerzeggers, hoofddocent assyriologie aan de Universiteit Leiden, vertaalt op verzoek van deze krant een deel van een tekst op een tablet. De Vlaamse heeft zich deze vaardigheid tijdens haar studie aan de universiteit van Gent eigen gemaakt. In haar werkkamer, vlak bij het archief, vertelt ze over de spectaculaire vondst uit de jaren negentig van kleitabletten die licht werpen op het leven van de Judese ballingen in Babel ten tijde van het Oude Testament. Door de opgraving van de kleitabletten is het mogelijk om, over een periode van honderd jaar, vier generaties ballingen te volgen vanaf het jaar 572 voor Christus, vijftien jaar na de val van Jeruzalem.

Gerst en dadels

Zo’n twintig jaar geleden werden meer dan tweehonderd kleitabletten gevonden uit het vroegere dorp al-Yahudu (Stad van Juda of Jeruzalem). Ze zijn illegaal opgegraven en kwamen via de zwarte markt bij drie verzamelaars van Joodse voorwerpen terecht en vervolgens bij het NINO.

Inmiddels zijn er 114 teksten gepubliceerd door het NINO. Het betreffen voornamelijk economische transacties die, net als tegenwoordig, vastgelegd moesten worden. „Uit de kleitabletten blijkt dat de ballingen nieuw ontgonnen land kregen toebedeeld. Dat moesten ze bebouwen, omdat er veel voedsel nodig was voor de grote steden. De grond kregen ze in ruil voor het vervullen van dienstplicht en het betalen van belastingen”, zegt Waerzeggers.

Volgens de specialist werpen de teksten nieuw licht op de ballingschap van de Joden, waarover maar weinig in de Bijbel staat. Uit de kleitabletten, die geschreven zijn door Babylonische ambtenaren, kan afgeleid worden dat de Judeeërs vooral gerst en dadels verbouwden. „Het blijkt dat sommige Judese ballingen zich konden opwerken”, stelt Waerzeggers. „Sommige pachters beschikten over meerdere ossen, die ze dan weer verhuurden. Ook waren er Judeeërs die een bierbrouwerij voor dadelbier opzetten. Dat bier verkochten ze in de dichtbijgelegen grote steden. Het omgekeerde kwam ook voor: soms verhuurden ouders hun jonge kinderen als arbeidskracht. Uit alle informatie wordt duidelijk dat de ballingen zelfstandig waren en geen slaven.”

Het is waarschijnlijk dat de kinderen van de Judeeërs geen scholing in het spijkerschrift kregen. Waerzeggers: „Er zijn geen teksten bekend die geschreven zijn door mensen met een Judese naam. Als de Judese kinderen hadden leren schrijven, zouden ze toch ook door hen geschreven teksten nagelaten hebben, lijkt me.”

Over het vasthouden aan hun godsdienst valt in indirecte zin wat te zeggen, zegt ze. „Uit de namen die de Judeeërs aan hun kinderen gaven, blijkt dat ze trouw bleven aan het eren van Jahweh. Zo komen de volgende namen voor: Nir-Yama (Jahweh is mijn licht), Yapa-Yahu (Jahweh verscheen), Pili-Yama (Jahweh is mijn wonder), Haggai en Sjabattai. Deze Judese gemeenschap is trouw gebleven aan de eigen culturele praktijken.”

Het is volgens Waerzeggers te verwachten dat de Judeeërs zich ook aan hun oude spijswetten en aan de verering van Jahwe gehouden hebben. „Het is van andere kleitabletten bekend dat weggevoerden onderkomens mochten bouwen voor het uitoefenen van hun eigen godsdienst. Daar is van deze groep niets over bekend, maar het is wel aannemelijk dat het gebeurd is.”

Blijvend gevestigd

De Judese gemeenschap van al-Yahudu is volgens Waerzeggers niet direct teruggegaan naar Kanaän, in ieder geval niet in de onderzochte periode. „Het is bekend dat een groot aantal Judeeërs niet teruggekeerd is, maar zich blijvend gevestigd heeft in Babylonië.”

In het begin van de twintigste eeuw werden kleitabletten met Hebreeuwse namen gevonden in de regio rondom Nippur, waar de profeet Ezechiël geleefd zou hebben. Het ging hier om nazaten van ballingen die een bestaan als boer hadden opgebouwd. In 1939 ontdekte een Duitse onderzoeker de naam Jojachin op een rantsoenlijst uit het paleis van Nebukadnezar in Babel.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer