Groot onderzoek naar zestiende-eeuwse geloofsvluchtelingen in het Rijnland
Het tweede deel van de zestiende eeuw was een roerige tijd in en rond de Nederlanden. Vooral veel calvinisten en lutheranen werd het te heet onder de voeten in de Lage Landen. Ze vluchtten. Naar Londen, naar Emden, maar ook trokken vele duizenden naar het Rijnlandgebied.
In plaatsen zoals Emmerich, Goch, Kleve en rijkssteden zoals Aken, Duisburg en Frankfurt streken zij neer. Naar hun verblijf daar is nog niet zo veel onderzoek gedaan. Daar komt nu verandering in.
Onder leiding van prof. dr. Mirjam van Veen –hoogleraar kerkgeschiedenis aan de Vrije Universiteit Amsterdam– en de Amerikaanse dr. Jesse Spohnholz doet een groep wetenschappers onderzoek naar deze vluchtelingen. Wie waren zij? Wat deed de vlucht met hun geloof en kerkelijk leven? En waren ze erg veranderd toen ze terugkeerden naar de Nederlanden? Vorig jaar startte het vijfjarige onderzoeksproject ”Rhineland Exiles and the Religious Landscape of the Dutch Republic, c. 1500-1618”.
Rust en geloofsvrijheid
Zo’n 60.000 mensen verlieten in de tweede helft van de zestiende eeuw de Lage Landen op zoek naar rust en geloofsvrijheid, zegt Van Veen. „Er zijn duidelijk een paar golven aan te wijzen. Vooral na 1566 vertrokken er veel, toen de hertog van Alva oprukte en de vervolging heftige vormen aannam.”
Een „toevallige” samenloop van omstandigheden leidde tot het onderzoek, vertelt Van Veen. „Dr. Jesse Spohnholz doceert geschiedenis aan Washington State University. Hij sprak vijf jaar geleden op een conferentie in het Canadese Montreal waar ik ook sprak. In zijn lezing stelde hij dat er veel vluchtelingen in het Rijnlandgebied waren die niet aan het standaardbeeld voldeden: het waren niet allemaal radicale, compromisloze geloofsvluchtelingen. Spohnholz stelde dat veel van deze vluchtelingen juist wel tot compromissen bereid waren. Spohnholz noemde een aantal namen van vluchtelingen die ik ook was tegengekomen in mijn onderzoek. We hebben er toen over verder gepraat en gezegd: hier moeten we dieper induiken. Zo is de basis gelegd voor het onderzoeksproject waarin de Vrije Universiteit en Washington State University samenwerken.”
Van Veen noemt als opvallende voorbeelden onder de vluchtelingen Caspar Coolhaes (1534-1615), de eerste Leidse hoogleraar godgeleerdheid, en Hubert Duifhuis. „Dat waren predikanten die na hun terugkeer uit het Rijnland in Nederland bijvoorbeeld weigerden uit de Heidelberger Catechismus te preken omdat dat volgens hen de vrijheid van het geloven zou inperken. Coolhaes wilde verder na zijn terugkeer in Deventer de Augsburger Confessie invoeren. Ik vermoed dat hij ten diepste luthers was gebleven. Dat zou zijn latere botsingen met calvinisten in Leiden deels kunnen verklaren.”
Omgeving
Het team van Van Veen wil twee vragen beantwoord krijgen in de vijf jaar die zij voor het onderzoek hebben. „Als eerste: hoe hebben de vluchtelingen in het Rijnland het kerkelijk leven organisatorisch opgebouwd? En daarbij stellen we ook de vraag in hoeverre de situatie ter plaatse invloed heeft gehad op de kerkelijke identiteit. In het rooms-katholieke Keulen was ook een vluchtelingengemeente. Wat betekende die omgeving voor de invulling van de eredienst? Frankfurt was weer een stad met veel lutheranen. Dat moet effect hebben gehad.”
In de literatuur leeft het beeld dat deze vluchtelingen allemaal sterk verbonden waren aan de calvinistische belijdenis en een groep vormden, zegt Van Veen. „Ze zouden allemaal aanhangers zijn van de predestinatieleer van Calvijn, voor strenge kerkelijke tucht zijn, hechten aan de belijdenisgeschriften. Wij vragen ons af of dat wel zo is. We denken dat die redenering te eenvoudig is. Het is toch apart om er op voorhand van uit te gaan dat alle zestiende-eeuwse vluchtelingen om dezelfde reden op de vlucht sloegen? In Wesel pasten veel vluchtelingen zich bijvoorbeeld aan het lutherse systeem ter plaatse aan, elders niet.”
Van Veen denkt sowieso drie soorten vluchtelingen te kunnen onderscheiden. „Mensen die om pragmatisch redenen naar elders vertrokken, bijvoorbeeld vanwege handel of werk; mensen die op zoek waren naar vrijheid en rust; en een groep die compromisloos wilde vasthouden aan de eigen belijdenis. Petrus Datheen zou je –in zijn eerste periode– tot die derde groep kunnen rekenen, maar die werd later aanhanger van de wederdoper David Joris. Zo zijn er veel verschillen. Daar willen we meer zicht op krijgen. Wie waren de vluchtelingen nu precies?”
Volkskerk
Het tweede deel van het onderzoek richt zich op de invloed die de teruggekeerde vluchtelingen hadden op de situatie in de Republiek. Zo hebben teruggekeerde vluchtelingen invloed proberen uit te oefenen op het kerkelijk leven in de Nederlanden. Van Veen: „Toen Coolhaes terugkeerde wilde hij dat hier een volkskerk naar de oude, middeleeuwse traditie zou ontstaan. Daarin zou ruimte moeten zijn voor iedereen om zijn eigen belijden vorm te geven. Voor de calvinisten ging dat te ver. Zij gaven luthersen en dopersen een plek in de marge, in schuilkerken.
Ook Duifhuis kwam na zijn terugkeer naar de republiek in conflict met de orthodoxe calvinisten hier, illustreert Van Veen. „Hij hield na zijn terugkeer het gereformeerde avondmaal. Maar hij wilde wel het gebruik van de rooms-katholieke liturgische gewaden invoeren, net als het perikopenstelsel waarbij volgens een vast rooster gedeelten uit de Bijbel worden gelezen. Terwijl hij weer wel een gereformeerde preek hield. Zo divers was het.”
Van Veen is ook benieuwd naar de invloed van de vluchtelingen op staatkundige terrein. „Tolerantie wordt de laatste decennia neergezet als een typisch Nederlands begrip, een Nederlandse deugd. Tolerantie wordt als iets exclusief Nederlands gepresenteerd. Maar ik denk dat tolerantie niet zo exclusief Nederlands is, dat is er later van gemaakt. De grenzen waren in de zestiende eeuw niet zo duidelijk. Misschien hebben de vluchtelingen het tolerante denken juist vanuit de vluchtelingenplaatsen in het Rijnland meegenomen naar de Nederlanden. Als dat zo is, werpt dat een heel ander licht op de ontstaansgeschiedenis van ons land.”
Het Amerikaans-Nederlandse onderzoeksteam hoopt ook zicht te krijgen op de contacten van teruggekeerden vluchtelingen. „Was er een blijvend netwerk of zijn, eenmaal terug in de Nederlanden, de contacten tussen vluchtelingen snel verdampt? Dat willen we graag uitzoeken.”
Wat zijn uw belangrijkste bronnen in het Rijnland?
„Het is een zoektocht. Met name in de Tweede Wereldoorlog is er door bombardementen veel verdwenen. Ook het echec met het Keulse archief dat in 2009 instortte en wegzakte zit ons dwars. Maar er zijn nog genoeg kerkenraadsakten bewaard. Ook in archieven in Wesel, Düsseldorf en Keulen is er veel te vinden. Daarnaast bestuderen we correspondentie van predikanten, en verschillende vluchtelingen hebben hun verhalen opgetekend.”
Ziet u een verbinding tussen het huidige vluchtelingenvraagstuk en dat in de zestiende eeuw?
„De bestudering van de vluchtelingenstroom van toen relativeert die van 2016. Een stad als Genève verdrievoudigde eind zestiende eeuw in tien jaar tijd als gevolg van de komst van vele vluchtelingen. Dan heb je het over een stroom van een veel grotere schaal.
Tevens kunnen we uit het verleden leren dat de integratie van vluchtelingen in de maatschappij soms eeuwen in beslag kan nemen. Bekend is dat hugenoten in Pruisen pas na twee eeuwen over de groepsgrens heen gingen trouwen. Dat is altijd een goede indicator voor integratie.”
Wat wilt u aan het einde van het onderzoekstraject hebben bereikt?
„Er moeten dan verschillende publicaties, een paar proefschriften en artikelen liggen. We willen dan ook een zo compleet mogelijke database hebben waarin alle namen en gegevens van zestiende-eeuwse vluchtelingen zijn opgenomen. Er zitten nu al een paar duizend namen in. We verwachten dat daar nog interessante informatie uit naar voren kan komen.”
>>labs.wsu.edu/religiousexiles
App laat kerkgeschiedenis Rijnland herleven
Een app gaat het verhaal van de geloofsvluchtelingen in het Rijnlandgebied aan een breed publiek vertellen. In de app worden fietsroutes opgenomen langs de plaatsen in het Rijnland waar in de zestiende en de zeventiende eeuw geloofsvluchtelingen een veilig onderdak kregen. Prof. Van Veen: „Bij elke plaats is informatie over de geschiedenis te vinden. Via de app kunnen we het verhaal achter het onderzoek vertellen.”
Zij is erg enthousiast over het deelproject: „Ik vind het een van de leukste onderdelen. Ik ben zelf een fanatiek fietster en dat geldt ook voor mijn collega Spohnholz. Het leek ons mooi om een en ander te combineren. Het is een taak van wetenschappers om hun bevindingen voor een breed publiek toegankelijk te maken.”
De app gaat breder dan het onderzoeksproject, dat gericht is op protestantse vluchtelingen. „We besteden ook aandacht aan rooms-katholieke en joodse vluchtelingen en hun sporen in het Rijnland.”
De applicatie gaat twee hoofdroutes bevatten: Nijmegen-Emmerich-Kleef en de plaatsen daar omheen, en zuidelijker: de route Vaals-Aken-Keulen.
De app –in 2017 gereed– komt beschikbaar in het Nederlands, het Duits en het Engels.