Analyse: Synode PKN staat voor ingrijpende keuzes
UTRECHT. Opnieuw zal de generale synode van de Protestantse Kerk in Nederland zich eind deze maand buigen over het rapport Kerk 2025. Steeds duidelijker wordt hoe ingrijpend de maatregelen zullen zijn.
Om maar met het opzienbarendste te beginnen: het aantal protestantse classes wordt teruggebracht van 75 naar 11. Tijdens de bespreking van het rapport Kerk 2025 op de generale synode in november vorig jaar, circuleerde nog het aantal van ongeveer acht nieuwe regionale classes. Maar de rekenmeesters op het kantoor van de Dienstenorganisatie in Utrecht kwamen met dat aantal blijkbaar niet uit. Het voorstel is nu om Gelderland en Zuid-Holland in tweeën te knippen. Flevoland wordt gevoegd bij een van de Gelderse classes en Zeeland gaat een classicaal verband aan met de Zuid-Hollandse eilanden. Brabant en Limburg krijgen een classis, Groningen en Drenthe, Friesland, Overijssel, Utrecht en Noord-Holland ook.
De nieuwe classes mogen straks elk vijf ambtsdragers afvaardigen naar de generale synode. Met nog enkele extra afgevaardigden, telt die synode straks nog maximaal 65 leden. Dat zijn er nu officieel 75. Dit betekent dat de omvang van de generale synode opnieuw wordt teruggebracht, net als in 2013.
De afgevaardigden namens de nieuwe classes hoeven overigens geen lid meer te zijn van die classes. Wel is het zo dat de classes gemeenten kunnen aanwijzen om ambtsdragers af te vaardigen. Hierbij zal gekeken moeten worden naar een zo goed mogelijke verdeling van de verschillende stromingen en vleugels in de betreffende classis.
Geen bisschop
Het moderamen van de generale synode maakt in het rapport ”Kerk 2025: Een stap verder” ook een nogal opmerkelijke keuze voor de naam die gegeven zal worden aan de voorzitters van de nieuwe classes. In november werd er nog nadrukkelijk over gesproken om deze persoon bisschop te noemen. Hij of zij krijgt namelijk grote bevoegdheden, die overigens wel altijd door het moderamen van de classis gesteund moeten worden.
Het synodebestuur heeft de afgelopen maanden diverse namen de revue laten passeren, zo blijkt uit de notitie. Namen als: predikant-bisschop, pastor pastorum, scriba, superintendent, deken of regiopredikant vielen echter af en het moderamen kiest nu voor de aanduiding regiovoorzitter. Het moderamen kwam tot deze keus na „ampel beraad en consultatie.” Toch lijkt het synodebestuur niet helemaal tevreden, gezien een zinnetje in het rapport dat deze titel als een „werktitel” kan worden beschouwd „die zich wellicht in de toekomst, nadat ervaring met deze figuur is opgedaan, kan ‘vullen’”.
Predikanten
Op het terrein van de plaatselijke gemeenten en de predikanten zullen er, als de synode over enkele weken met de plannen instemt, ook ingrijpende veranderingen plaatsvinden. Zo zal de kerk formeel niet meer overal in Nederland vertegenwoordigd zijn. Op witte vlekken kan het zijn dat leden van de Protestantse Kerk alleen nog maar ingeschreven staan in het landelijke ledenregister en niet meer bij een gemeente, omdat die is opgeheven.
Wijkgemeenten van bijzondere aard lijken in de toekomst ook overbodig, omdat een wijkgemeente niet meer per definitie een bepaald geografisch gebied krijgt toegewezen. Het is de bedoeling dat wijkgemeenten veel meer een modalitaire kleur krijgen, waarbij mensen uit de hele burgerlijke gemeente zich kunnen aansluiten.
Over de mobiliteit van de predikanten hinkt het rapport nog op twee gedachten. De ene is dat een predikant die twaalf jaar in een gemeente staat, kan worden losgemaakt als de gemeente aangeeft dat ze toe is aan een nieuwe voorganger. Concreet betekent dit dat de betreffende predikant onvrijwillig werkloos wordt en wachtgeld krijgt.
Het andere voorstel is dat de predikant na twaalf jaar zelf gaat werken aan zijn „mobiliteit.” Maar als dat niet lukt, is er pas in uitzonderlijke gevallen sprake van dwang, die uiteindelijk kan leiden tot losmaking. Het synodebestuur hoopt uiteindelijk op een soort „mengvorm.” Om alle veranderingen kerkordelijk te verankeren, moet de protestantse kerkorde worden herzien.