Volk Oekraïne laat zich niet meer met kluitje in het riet sturen
Moet Oekraïne zich voor de toekomst richten op het Russische broedervolk in het oosten, of op West-Europa? Twee hulpverleners daar vandaan op bezoek in Nederland kennen weinig twijfel.
Ruslana Tsjobanu is voor het eerst in Nederland. „Wat ik hier zie, wens ik ook voor mijn land”, zegt ze lachend. „Dus ik denk dat we ons op het Westen moeten richten.”
Pavel Tsjertsjenko verhuisde twee jaar geleden vanuit Donetsk naar Zjitomir, om de oorlog in het oosten te ontlopen. „Dat was een verschuiving van 1000 kilometer naar het westen. Dat toont mijn keus.” Pavel gaat nog geregeld als hulpverlener naar het oosten en wil daarom niet met een foto en zijn echte naam in de krant.
Ruslana en Pavel waren onlangs op bezoek bij de stichting Kom over en help, waarvoor ze projecten leiden. Ruslana woont in een klein dorp in de provincie Odessa, tegen de Roemeense grens. Ze glimlacht bij het Nederlandse woord ”corruptie”; dat kent ze uit het Russisch. Maar erover praten wil ze niet. Ze werkt op een gemeentehuis en weet meer dan genoeg van het leven.
Corruptiebestrijding is een groot thema van de huidige regering. Ook in het Europese associatieverdrag –waarover de Nederlandse kiezer op 6 april in een referendum stemt– valt dat woord bij herhaling.
Pavel zegt dat hij „te klein” is om te kunnen zeggen of de corruptiebestrijding al vruchten afwerpt. „Daarvoor moet je bij de grote mensen zijn.”
De laatste tijd beperkt zijn ervaring zich tot wat smeergeld voor verkeersagenten. „In de volksrepubliek Donetsk (het conflictgebied in het oosten, EvV) kreeg ik een verkeersboete. Pas na betaling zou ik mijn rijbewijs terugkrijgen. Als je dat ter plekke ook zwart kunt afwerken, dan doe je dat. Ook elders in Oekraïne kun je zoiets wel meemaken. Hoewel de nieuwe politie heel anders schijnt te zijn.”
Ruslana ervaart nog dat haar dochter voor goede cijfers moet betalen. Voor Pavels twee kinderen is dat niet meer nodig, wat hem trouwens verbaast. „Zes jaar geleden heeft het ministerie van Onderwijs een commissie ingesteld die toelatingsexamens afneemt. Die toetst echt alleen op kennis. We hebben grote stappen gezet.”
Rond de Maidanrevolutie in 2013-2014 bezocht Pavel een grote betoging in Donetsk. „Twee groepen stonden tegenover elkaar; de één met Russische vlaggen, ik stond aan de kant met Oekraïense vlaggen. We werden gescheiden door politie.”
Pavel had de hoop dat het gezonde verstand zou zegevieren. Toch werd er geweld gebruikt. „Eén Oekraïense jongen is toen om het leven gekomen.”
Toch denkt hij dat Maidan een omslag in het land heeft gebracht. „Die mensen wilden oprecht verbetering. Ze zouden zich niet meer met een kluitje in het riet laten sturen.”
Ruslana haalt de schouders op over Maidan. In haar afgelegen dorp is Kiev ver weg. „In de stad Odessa heb ik gezien hoe een vakbondsgebouw werd aangevallen. Ik vond dat verschrikkelijk. In ons dorp is het leven niet anders dan vroeger. De kerk is nog altijd even vrij om het geloof te belijden en te evangeliseren. Het enige is dat de dollar stijgt en dat het leven snel duurder wordt.”
Zelfs in het oorlogsgebied in het oosten blijft de kerk vrij, zegt Pavel. Zelf heeft hij daar door een „wonder” zijn huis kunnen verkopen. Zijn vader woont nog in het oorlogsgebied.
Vanuit de Krim, dat in 2014 werd ingelijfd door Rusland, komen er veel klachten dat groepen die niet tot de Russisch-Orthodoxe Kerk behoren, worden gedwarsboomd. Daarbij gaat het vooral om rooms-katholieken en protestanten (vooral baptisten) en soms ook joden.
In Oost-Oekraïne is dat beslist anders, verzekert Pavel. „In Loegansk is een kerk verbrand, maar het is niet duidelijk of dit met opzet is gebeurd. Momenteel helpen broeders en zusters uit Rusland die gemeente weer op te bouwen. Voor baptisten en evangelischen is er volledige vrijheid. Wel klagen de leiders soms over protestantse sekten. Dat kan een signaal zijn dat de zaak toch een keer omslaat.”
Zolang er nog vrijheid is, blijft Pavel lokale kerken helpen. Regelmatig reist hij met hulpgoederen die kant uit. Omdat hij er op papier altijd nog een huis heeft, kan hij gemakkelijk toegang krijgen. Wel is hij gebonden aan een maximum van 150 kilo hulpgoederen per persoon. Soms neemt hij een extra persoon mee om de lading over de grens te krijgen. Een andere keer neemt hij alleen contant geld mee.
De hulpverlening is „kleinschalig, maar doelgericht”, zegt hij. „Mensen van middelbare leeftijd zijn het hardst getroffen. Velen zijn hun baan kwijt, maar zijn te jong voor pensioen. We kijken wat we kunnen doen. Lokale kerken kopen bijvoorbeeld een grote partij kolen om uit te delen. Bij medische nood springen we bij. En als er door drukgolven vanwege beschietingen ruiten springen, proberen we die te herstellen.”
Of de scheiding van Oekraïne nog lang kan voortduren, weet Pavel ook niet. „Het dagelijks leven in het oosten gaat door. Alles is wel duur, maar de bussen rijden, de straatlantaarns branden en de ziekenhuizen draaien. De banken zijn nog dicht, maar men werkt aan een soort overheidsbank. De mensen richten zich sterk op Rusland. Ze geloven dat het Oekraïense leger hun huizen vernielt. Het oosten valt moeilijk weer bij het westen te brengen.”