Kerk & religie

Rudolf Agricola wees de weg naar hervorming

In de 41 jaren van zijn leven heeft Rudolf Agricola een veelzijdige uitstraling te zien gegeven. Hij wordt door kenners aangemerkt als „een hoofdfiguur uit de intellectuele geschiedenis van het vijftiende-eeuwse Europa.”

dr. Harm Veldman
15 March 2016 21:22Gewijzigd op 16 November 2020 02:11
Kerk in Baflo. beeld SGOK
Kerk in Baflo. beeld SGOK

Agricola verrichtte veel denk- en schrijfwerk in de taalwetenschappen. Daarnaast was hij een man die muziek hoog waardeerde en wist hoe een kerkorgel gebouwd moest worden. Groningen weet het tot op de dag van vandaag.

Voor zijn werk was Rudolf vaak op reis, zelfs naar Rome voor de installatie van een nieuwe paus. Hoe heeft deze man meegewerkt aan een klimaat waarin een halve eeuw later de Reformatie goed kon gedijen?

Tweemaal vader

De meest waarschijnlijke geboortedatum van Agricola is 17 februari 1444. Zijn geboorteplaats is het Noord-Groningse dorp Baflo. Daar woonden zijn ouders, die echter niet getrouwd waren: moeder heette Zycka Huusman; zijn vader heette Hendrik Vries (in oudere literatuur wordt hij meestal als Huusman aangeduid), hij had gestudeerd in Keulen en was nu een kerkdienaar –waarschijnlijk nog geen priester– die het ambt van ”persona” bekleedde. Dat wil zeggen dat hij hoofd was van meerdere kloosters en parochies in de regio Baflo.

De eigenlijke naam van hun zoon was Roelof Huusman. Op de dag van de geboorte van Roelof werd vader benoemd tot abt van het rijke benedictijner klooster Selwerd, dat iets ten noorden van de stad Groningen gelegen was. Hendrik riep toen vreugdevol uit: „Welk een blijde dag, nu ben ik tweemaal vader geworden. Moge Gods zegen erop rusten.” Aan de bode die hem het bericht bracht gaf hij een brood mee met de wens dat moeder en kind het goed mochten hebben. Zelf bleef hij in Selwerd, zijn leven lang. Volgens onderzoekers heeft hij het klooster tot bloei gebracht. Of hij een schuldig besef heeft gehad, is niet bekend. Het verhaal van de geboorte van Roelof Huusman doet denken aan de onwettige geboorte van Erasmus. Roelof heeft er nooit onder geleden dat hij een onwettig kind zou zijn.

Moeder bleef in Baflo achter en trouwde later met de kleermaker Zico Schreuder; uit dat huwelijk werden twee zoons en een dochter geboren. Roelof heeft, ook toen hij een heel ander leven leidde dan zijn in Baflo wonende familie, altijd een goede verstandhouding gekend met zijn ouders en zijn hafbroers en -zus. Overigens hebben zijn halfbroers, Johannes en Henricus, zich ook kunnen bewegen in de kringen van geleerden (onder meer in Duitsland), iets wat voor hun oudere broer genoeg reden was om met hen via correspondentie –en soms een echte ontmoeting– in contact te blijven.

Sint-Maartensschool

Roelof was een pientere leerling. Voor de familie was dat algauw reden om Baflo achter zich te laten en zich te vestigen in de stad Groningen. Daar bezocht Roelof de Latijnse school, de Sint-Maartensschool, ter voorbereiding op het wetenschappelijk onderwijs. Het is aannemelijk dat Roelof zich toen Rodolphus Agricola liet noemen. Hij kwam in contact met de broeders des gemenen levens, die vlak bij de school een fraterhuis hadden. Waarschijnlijk was Rudolf hier in de kost. Hoe snel hij het onderwijs in Groningen tot zijn geestelijke bagage had weten te maken, blijkt wel uit het feit dat hij op 12-jarige leeftijd de stad verliet om in het Oost-Duitse Erfurt aan de universiteit te gaan studeren. Voor dit alles was het mede door zijn vader zo geregeld dat de bisschop van Munster –die tot in Baflo bezittingen had– de kosten betaalde van al het onderwijs dat Rudolf zou krijgen.

Universiteiten

In Erfurt volgde Rudolf zoals gebruikelijke basale vorming de lessen in de zeven vrije kunsten. Daarna bezocht hij voor korte tijd de universiteit van Keulen. De voorlopig belangrijkste wetenschappelijke vorming kreeg hij aan de Zuid-Nederlandse universiteit te Leuven, waar sinds 1425 wetenschappelijk onderwijs werd gegeven. Hoewel de academie nog streng rooms-katholiek was, kwamen er toch al vernieuwende tendensen naar boven die als eerste signalen van het humanisme kunnen worden bestempeld. Hij bleef Latijn studeren en „drinkt uit de bronnen van de klassieke Oudheid.” Later maakte Rudolf zich het Grieks en het Hebreeuws eigen, waarmee bij hem het christelijk of Bijbels-humanisme zijn fundering heeft gekregen. Maar toen was hij alweer een aantal universiteiten verder.

Na een kort bezoek aan Parijs, waar hij de Duitse filosoof en humanist Johannes Reuchlin ontmoette, en aan Montpellier, reisde hij naar Pavia, waar hij in 1468 rechten studeerde. Pavia was het wetenschappelijk centrum van het hertogdom Milaan. Agricola voelde zich enorm aangetrokken tot het Italiaanse humanisme. In Pavia heeft Agricola enkele keren een oratie als lofrede gehouden voor een nieuw gekozen ”rector van de natie der buitenlandse studenten”. Alle teksten uiteraard in het Latijn en in de stijl van de grote leraar in de welsprekendheid Cicero. Op 1 juli 1474 deed hij dat ter gelegenheid van de verkiezing van Johan von Dalberg, die later bisschop van Worms werd.

Ferrara

In het jaar 1475 ging Rudolf studeren in Ferrara, waar hij in kringen van humanisten vertoefde en organist was bij hertog Ercole I d’Este. Deze vorst bevorderde de nieuwe cultuur zo veel hij kon. Ook daar hield Agricola een academische rede –de ”Oratio in laudem philosophiae”– die een heel optimistisch mensbeeld vertoonde: als de mens maar wilde, zou hij tot grote hoogten kunnen stijgen. Puur humanistisch in de letterlijke zin des woords. De Italianen waren trouwens verbaasd dat een Noord-Nederlander zo’n grote welsprekendheid in het Latijn tentoonspreidde.

Agricola wilde alles wat hij tot nu toe had geleerd graag overbrengen op de mensen in Nederland. In het Groningse Selwerd en Aduard had men veel belangstelling voor de nieuwe ideeën.

Terug naar Groningen

Zo keerde Rudolf Agricola terug naar de stad Groningen. Daar werd hem een (tijdelijke) dienstbetrekking aangeboden, die hij –wel wat tegen zijn zin– accepteerde. Het was de functie van ”secretarius”, ofwel stadsadvocaat. Voor onderhandelingen met binnen- en buitenlandse heren was deze zeer taalvaardige Agricola de aangewezen persoon. Toch was dit werk hem niet op het lijf geschreven.

Zo vaak zijn werk het toeliet was Agricola te vinden in het bernardijner klooster van Aduard –slechts enkele kilometers van dat van Selwerd vandaan– waar abt Hendrik van Rees zijn klooster tot een groot wetenschappelijk centrum uitbouwde. Daar was Agricola een van de belangrijkste deelnemers aan de Aduarder kring, een groep van ruim twintig geleerde mannen –jong en oud– die met Wessel Gansfort en Rudolf Agricola discussieerden over de actuele toestand van kerk en wereld, de achtergronden daarvan en de mogelijke plannen om die te verbeteren. Hier beleefde Agricola zijn beste momenten, hier was echte vriendschap. Alexander Hegius, de latere rector van de Latijnse school in Deventer, was een van Agricola’s meest illustere leerlingen.

Martinikerk

In oktober 1480 kwam vader Hendrik Vries te overlijden, een gebeuren waar Rudolf bij aanwezig was. Samen met zijn familieleden zorgde hij voor een kerkelijke begrafenis bij het klooster.

Omstreeks 1480 werd Agricola betrokken bij de bouw van het kerkorgel in de Groningse Martinikerk. Het is een legende dat hij zelf de bouwer van dit orgel is geweest. Agricola is er wel voor naar Kampen geweest, wellicht vooral om de verbouwing van het orgel in de Buitenkerk te begeleiden.

Rome

Op uitnodiging van zijn vriend Johan von Dalberg (bisschop van Worms) maakte Agricola in het voorjaar van 1482 de overstap naar Heidelberg, waar mede door de bisschop het Italiaanse humanisme sterk was doorgedrongen. Daar bekwaamde Agricola zich verder in het Hebreeuws. Hij had die taal nodig voor zijn intensieve studies in de Bijbel. Al na enkele maanden was hij in staat een Hebreeuwse Bijbeltekst feilloos te vertalen. In het nabijgelegen Worms mocht Agricola voor de geestelijkheid van het bisdom een rede uitspreken over ”de waardigheid van het priesterschap”. Daarna werd hij uitgenodigd om met Kerst 1484 een rede te houden over de geboorte van Christus. Dat deed hij met de hem sierende welsprekendheid.

Een jaar later, in mei 1485, reisde hij met Von Dalberg mee naar Rome voor de inhuldiging van de nieuwe paus Innocentius VIII. De inhuldigingsrede die de bisschop toen uitsprak was geschreven door Agricola. Het was een indrukwekkende tekst die meerdere malen werd herdrukt.

Op de terugreis uit Rome werd Agricola ziek, hij had zoiets als ”de vierdedaagse koorts”. Hij herstelde er gedeeltelijk van en kwam zo in Heidelberg terug. Daar liep hij een leverziekte op waaraan hij stierf op 27 oktober 1485. Bij zijn begrafenis sprak de befaamde classicus Johannes Reuchlin de lijkrede uit. Rudolf Agricola werd bijgezet in de grafkelders van de Franciscuskerk van Heidelberg. De overledene werd in de 15e en de 16e eeuw herdacht door zes auteurs die elk een ”vita”, een levensbeschrijving, opstelden. Onder hen waren twee Nederlanders. Al met al een sterk bewijs van de invloed die Agricola bleef uitoefenen, ook in de eeuw na zijn dood.

Geestelijke winst

De invloed van Rudolf Agricola op de Reformatie van de 16e eeuw is niet sterk dogmatisch geweest, maar vooral formeel. Hij bestreed met al zijn retorische kracht het formalisme van de scholastiek. Daardoor bewoog zijn geest zich in een richting die veel vernieuwingen met zich meebracht. Dat maakte de weg vrij voor een nieuwe manier van Bijbelstudie. En die geestelijke winst was het gevolg van een harmonieus samengaan van wetenschap en vroomheid. Dat doel wilde Agricola bereiken door een fundamentele hervorming van de universiteit. Dat hierbij een kritische instelling paste, was bij Agricola duidelijk: hij achtte de levenswijze van de geestelijkheid niet in overeenstemming met de Bijbel. Hij had ook moeite met de leer van de transsubstantiatie, met het celibaat en met de leer van de goede werken. Maar dit waren bij Agricola geen speerpunten van een vernieuwingsbeweging, al hebben zijn bewonderaars later wel gedachtegoed van hem verwerkt in hun eigen optreden.

Het is van belang te blijven benadrukken dat Agricola als eerste ”de goede letteren” uit Italië introduceerde in de gebieden ten noorden van de Alpen. Daarmee opende hij de weg naar de vernieuwende denkwijze van het ”ad fontes” (terug naar de bronnen), die zich in de 16e eeuw ook in de Reformatie manifesteerde. Dat heeft Erasmus vooral in hem gewaardeerd.

Kerkhistoricus J. Reitsma schreef over Agricola in zijn ”Geschiedenis van de Hervorming en de Hervormde Kerk der Nederlanden” (1933): „Voor de latere reformatorische denkbeelden is zijn optreden in zoverre belangrijk geweest, dat hij de filologische studiën vooral dienstbaar wilde maken aan betere kennis van de Bijbel.” Zo kan men Agricola als Bijbels-humanist typeren die de weg wees naar hervorming.

Deel 5 in de serie ”Nederlandse wegwijzers naar de Reformatie”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer