Veranderen de verkiezingen het evangelicalisme in de VS?
Veranderen de verkiezingen de toekomst van het Amerikaanse evangelicalisme? En zou dat iets goeds kunnen zijn? zo vraagt Mark Galli zich af.
Russell Moore schreef onlangs een artikel dat bij mij is blijven hangen als ”Waarom ik door deze verkiezing een hekel krijg aan het woord ”evangelical””. Hij merkt op dat het woord dit verkiezingsjaar haast betekenisloos geworden is. De meeste journalisten –ze zouden beter moeten weten– gebruiken het woord voor slechts één segment van het evangelicalisme: wit en Republikeins. Dat is storend, want het evangelicalisme is traditioneel heel verdeeld en gaat niet in de eerste plaats over politiek.
Juist omdat de beweging bestaat uit mensen met veel verschillende raciale achtergronden, kerkelijke kleuren en politieke overtuigingen werd de ene groep evangelicalen zomaar in verlegenheid gebracht door de verkeerde overtuigingen van andere evangelicalen.
Sommigen schudden slechts bedroefd het hoofd als andere evangelicalen een muur tegen de Mexicanen willen bouwen, zeggen dat we ons met geweren moeten verdedigen of beweren dat Donald Trump Amerika’s enige hoop is. Ze zijn zo in verlegenheid gebracht dat ze zich uitsloven om te zeggen: „Zo’n soort evangelicaal ben ik niet.” Of ze schrijven vurige blogs waarin ze ertoe oproepen niet op Trump te stemmen.
Voor een deel proberen ze de wereld duidelijk te maken dat niet alle evangelicalen Trump steunen. Sommigen menen werkelijk dat Trump uiterst gevaarlijk is en houden het daarbij. Maar ik heb de laatste weken ook genoeg blogs gelezen om te stellen dat er ook zijn die zich graag distantiëren van hun gek geworden verwanten.
Ik leg mijn kaarten open op tafel: ik neig ertoe om me te identificeren met deze laatste groep en hun verlangen om onze identiteit te veranderen. Als evangelicalen dit geloven, als de media denken dat dit evangelicalen zijn, wil ik niet langer bekendstaan als evangelicaal.
In verlegenheid worden gebracht door eigen volk is een terugkerende trek van het evangelicalisme. Toen Billy Graham zich rond 1950 losmaakte van het fundamentalisme, gingen velen mee, voor een deel omdat ze het getier beu waren. Ze wilden zelfs geen fundamentalist meer worden genoemd, en noemden zich evangelicaal. Wat we vandaag zien is dus niet nieuw. Het ontbreekt ons alleen nog aan een nieuwe naam.
Toch is hier wellicht meer aan de hand dan verlegenheid. En dat kan de aard van het evangelicalisme veranderen.
Evangelicalen houden zich al decennialang bezig met sociale gerechtigheid. Ze kunnen politiek erg verschillen, maar zijn relatief één op het punt van abortus. Het staat wel niet in geloofsbelijdenissen, maar als je evangelicaal bent, ben je prolife. Hetzelfde geldt voor seksualiteit en religieuze vrijheid. Dit zijn belangrijke sociale kwesties, zó belangrijk dat evangelicalen contact vermijden met mensen die hun honger en dorst naar sociale gerechtigheid op deze gebieden niet delen.
Het laatste anderhalf jaar is er op het punt van sociale gerechtigheid voor evangelicalen een thema bijgekomen. Een belangrijk thema, denk ik: etnische gerechtigheid. Ik kan dit niet statistisch hard maken, maar vanaf mijn plek bij Christianity Today kan ik wel stellen dat er na de raciale ramp in Ferguson (Missouri) een tsunami aan commentaren over raciale gerechtigheid en multiculturele initiatieven gevolgd is die het evangelicale landschap heeft veranderd.
Dat zien we ook in de presidentsverkiezingen. Veel evangelicalen maken zich zorgen over de poeha waarmee Donald Trump het aantal moslims en Mexicanen terug wil dringen, om maar te zwijgen over zijn ongevoelige taalgebruik. Dat is godslastering voor mensen die zich wijden aan hartelijkheid jegens andere etniciteiten. Ik bedoel dit letterlijk: ontheiliging van heilige dingen. Etnische rechtvaardigheid is iets heiligs geworden. Het geeft aan wat het voor velen betekent om evangelicaal christen te zijn. Je kunt ook niet ongevoelig spreken over abortus of over de heiligheid van God. Politiek die gasten uitsluit is immoreel.
Als etnische gerechtigheid voor ons zo belangrijk is geworden, zijn we in een nieuw hoofdstuk van het moderne evangelicalisme aangekomen. En daarmee staan we voor een oude verleiding: om ons als evangelicalen op te splitsen vanwege politieke overtuigingen. Maar op een manier die tegengesteld is aan vroeger.
Vaak hebben evangelicalen geweigerd om te stemmen op een kandidaat die niet duidelijk pro-life was. Ze kijken evangelicalen die toch op een dergelijke kandidaat stemmen daarop aan, zelfs als die uitleggen dat ze dit doen vanwege andere belangrijke kwesties. Het gaat immers om de moord op miljoenen kinderen in de moederschoot.
Vandaag de dag horen we een groep evangelicalen zeggen dat ze zich niet kunnen voorstellen hoe je als evangelicaal een kandidaat kunt steunen die mensen van andere volken en religies minder acht en van raciale gerechtigheid geen hoge prioriteit maakt.
Natuurlijk, de evangelicalen die dit punt terecht maken zijn vaak dezelfde als degenen die stemmen op een kandidaat die de moord op kinderen in de moederschoot steunt. En vurige ‘prolifestemmers’ zullen stemmen op bijvoorbeeld een kandidaat die wreedheid voorstaat, bezorgd als ze zijn over hun baan. Dat is de ironie van de democratie. Ik relativeer deze belangrijke morele kwesties niet. Ik zeg alleen dat het echt moeilijk is om te stemmen in overeenstemming met je geweten. Wie zonder zonde is werpe de eerste steen.
Ik hoop dat we het verschil inzien tussen kernzaken die ons verenigen en politieke oordelen die ons uiteendrijven. Wat ons altijd heeft verenigd is de persoon van Jezus Christus, Zijn verzoenend werk aan het kruis, het gezag van de Schrift en de noodzaak om het Evangelie in woord en daad te delen. Dat laatste veroorzaakt de grootste verschillen natuurlijk, vooral bij verkiezingen.
In zulke periodes bedenk ik dat de verkiezingen snel voorbij zijn. Daarna moeten we weer samen verder kunnen.
Ik doe niet mee met de politiek van ”evangelicals voor Trump” of ”evangelicals voor Sanders” of voor wie dan ook. Ondanks alle geklets vereren deze evangelicalen dezelfde God. En ik deel veel met hen dat historisch aangeduid wordt als evangelicalisme. Als deze periode voorbij is, zullen we veel hebben om over te praten en is er samen veel werk te doen in dienst van onze Heere.
Mark Galli is hoofdredacteur van de Amerikaanse nieuwsdienst Christianity Today. Dit artikel is een bewerking van een bijdrage die eerder verscheen op christianitytoday.com.