Laat predikant zich afzijdig houden van politiek
Het is onverstandig dat predikanten en andere geestelijken zich mengen in politieke discussies, betogen drs. Arjan Deij, dr. Hans van de Breevaart, drs. Fleur de Beaufort en dr. Jan Vis.
Over geloof valt te twisten. Over politiek evenzo. Discussies waarin geloof en politiek beide aan bod komen, zijn al helemaal licht ontvlambaar. Je zou verwachten dat in de kerk dat besef wel aanwezig is. Toch kunnen allerlei geestelijken het niet laten om hun politieke standpunten te ventileren. Verschillende kerkverbanden laten uitgesproken meningen horen over bijvoorbeeld het klimaatbeleid, de vluchtelingenproblematiek en het vermeende onchristelijke gehalte van een Amerikaanse presidentskandidaat.
In de aanloop naar de verkiezingen in 2012 riepen zo’n twintig predikanten uit de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) christenen op om op de SP te stemmen. De landelijke scriba van de PKN vond het onlangs zelfs nodig om zich te mengen in het debat over een futiliteit als de verhoging van de maximumsnelheid ({RD 12-2:http://www.refdag.nl/opinie/dr_plaisier_130_km_u_is_schadelijke_symboolpolitiek_1_971840}). Zeer waarschijnlijk zullen we de komende weken nog religieus geïnspireerde oproepen gaan horen om toch vooral voor het associatieverdrag met Oekraïne te gaan stemmen.
Volgens ons is het niet verstandig dat geestelijken zich mengen in politieke discussies: het behoort niet tot hun kerntaken, het getuigt van onderschatting van de complexiteit van maatschappelijke problemen, en het werkt onnodig polariserend binnen de kerk.
De primaire functie van de kerk is allereerst een geestelijke: mensen helpen met het verbinden van hun alledaagse werkelijkheid met God, en attenderen op de rol die Jezus Christus daarin vervult. De kerk maakt daartoe gebruik van Woordverkondiging, sacramentsbediening, voorbede en pastorale en diaconale zorg. Deze middelen zijn buiten de kerk nergens aan te treffen.
De kerk vult het vacuüm op dat de politiek achterlaat, omdat ze zich richt op de verandering van iets wat veel fundamenteler is dan het milieu of de samenleving, namelijk het menselijk hart. Daarvandaan kan ze een antwoord bieden op die zaken die juist niet door de politiek kunnen worden opgelost: vragen over de zin van het lijden, over leven en dood, over schuld en vergeving.
Ook haar Stichter, Jezus Christus, drong niet aan op maatschappelijke veranderingen, maar op verandering van individuen in hun verhouding tot God en medemens. Zijn Koninkrijk is immers niet van deze wereld. Hij zei niet: „Maak de wereld volmaakt”, maar: „Wees volmaakt, zoals uw Vader in de hemel volmaakt is.” Zijn volstrekte stilzwijgen over brandende politieke kwesties die toen actueel waren, zoals de juiste reactie op de Romeinse bezetting en het instituut slavernij, zou allerlei theologische zeloten van vandaag toch op z’n minst te denken moeten geven.
Alleen als er sprake is van noodsituaties moet de kerk stem geven aan stemmelozen, bijvoorbeeld wanneer bevolkingsgroepen systematisch worden uitgesloten, zoals in Hitler-Duitsland en in Zuid-Afrika tijdens de apartheid. Als er geen sprake is van een extreme noodsituatie moet politiek via politieke instituten bedreven worden, en niet via kerkelijke.
Theologen uit vroeger eeuwen hebben nogal eens onbekommerd hun mening geventileerd over natuurwetenschappelijke vraagstukken, zoals bijvoorbeeld of de zon om de aarde draaide, of toch andersom. Hedendaagse geestelijken die in die hoedanigheid politieke uitspraken doen, gaan net zoals hun voorgangers voorbij aan de complexiteit van onderwerpen die buiten hun eigen vakgebied vallen. Die onderwerpen vereisen aparte expertises, die niet aan theologische faculteiten worden gedoceerd.
Nu geloven we graag dat ook geestelijken het nieuws bijhouden en niet-theologische boeken lezen, en daarom over allerhande maatschappelijke onderwerpen kunnen meepraten. Maar mensen die er wél voor hebben doorgeleerd, kunnen al op tal van punten fundamenteel met elkaar van mening verschillen over het bestaan, de oorzaak en de oplossing van problemen in hun vakgebied (dat is in de theologie trouwens niet anders). Zich als geestelijke onbekommerd mengen in het politieke debat, getuigt daarom van weinig respect voor de complexiteit van maatschappelijke problemen.
Politieke uitspraken door geestelijken zetten ten slotte ook de verhoudingen in de kerk onnodig op scherp. Hoeveel liberalen en PVV-stemmers zouden zich in een doorsnee rooms-katholieke of protestantse gemeente eigenlijk nog welkom voelen, vragen wij ons af.
Bovendien kunnen politieke uitspraken in de kerk leiden tot onnodige polarisatie, en zo mede de secularisatie bevorderen. Wie in de jaren tachtig van de vorige eeuw de discussie over kernwapenplaatsing heeft meegemaakt, snapt wat we bedoelen. Dat geldt zeker wanneer de godsdienstige oprechtheid van politieke tegenstanders in twijfel wordt getrokken, zoals de paus zich veroorloofde bij zijn kritiek op de eerder bedoelde presidentskandidaat.
Natuurlijk betekent dit alles niet dat politiek voor de gelovige verboden handwerk zou zijn. Religieuze overtuiging kan een uitstekende inspiratiebron zijn voor politieke idealen. Maar het geloof kan ons niet helpen bij het beantwoorden van de vraag hoe die idealen het beste kunnen worden bereikt. Daarvoor zijn we aangewezen op ons eigen geweten, en op menselijke, dus feilbare wetenschappen.
Laat daarom de politieke meningsvorming over aan individuele gelovigen. Daartoe kunnen ze zich wenden tot organisaties die voor dat doel zijn opgericht en daartoe geschikter zijn dan de kerken. Dat geldt natuurlijk ook voor de geestelijken zelf. Maar hou in vredesnaam de kerk vrij van dit soort borreltafel- en tapkastbeschouwingen.
De auteurs zijn lid van de Protestantse Kerk. Drs. Fleur de Beaufort is plaatsvervangend directeur van de TeldersStichting, het wetenschappelijk bureau van de VVD. De andere auteurs zijn partijloos klassiek-liberaal.