Commentaar: Generatiekloof binnen refo-wereld is beperkt maar wel gevaarlijk
De nieuwe refo. Dat is het thema van een serie die in deze krant start. Basis is een onderzoek onder 1100 mensen tussen de 26 en 40 jaar binnen de achterban van deze krant. Uitkomst? Ook de jongere generatie kan worden getypeerd als een behoudend volkje, net als doorgaans hun ouders.
Het valt dus wel mee, met de jongvolwassenen binnen reformatorische kring. Van een echte generatiekloof lijkt geen sprake te zijn. Over de jongeren klagen, zoals ouderen weleens doen, is dus niet terecht.
Of het beeld werkelijk zo positief is, valt te bezien. Een punt is bijvoorbeeld dat het onderzoek geen inzicht geeft in het aantal jongeren dat de orthodox-protestantse kring heeft verlaten. Zij hebben geen binding meer met het RD, en konden dus niet worden bevraagd. Was hun input er geweest, dan was het beeld ongetwijfeld minder positief geweest.
Afgezien daarvan is de conclusie dat er op veel terreinen een behoorlijke consistentie valt waar nemen als het gaat om het denken van ouderen en jongeren. Voor de buitenwacht is de reformatorische wereld dan ook het voorbeeld van homogeniteit. De verschillen die er tussen generaties zijn, beschouwen buitenstaanders als peanuts.
Mensen die zelf behoren tot deze kring zullen zich echter verbazen en ook druk maken over verschillen en verschuivingen. Die zijn er ook terdege. Het onderzoek wijst bijvoorbeeld uit dat er forse veranderingen zijn op gebied van het gebruik van moderne communicatiemiddelen. De uitkomsten tonen ook aan dat er op het gebied van gezinsvorming veranderingen gaande zijn. Jongvolwassenen denken daar vaak anders over dan hun ouders.
Wat de eerste inventarisatie (nog) niet duidelijk maakt, is dat de geloofsbeleving ook verandert. Jongeren vinden dogmatische verschillen soms minder relevant dan ouderen dat doen. Dat heeft ook gevolgen voor het kerkelijk besef en de manier waarop jongeren aankijken tegen de verschillen tussen de reformatorische kerken.
Ouderen kunnen bezorgd zijn over deze ontwikkelingen. Dat valt te begrijpen. Toch is het niet verstandig om jongeren daarom direct af te wijzen of hen te bekritiseren. Dat zou geen recht doen aan de zoektocht van jongvolwassenenen.
De vraag is gewettigd of ouderen zich wel voldoende rekenschap geven van de branding waar jongeren vandaag de dag in staan. Was het voorheen, toen de helft van onze bevolking nog (enige) kerkelijke binding had, veel vanzelfsprekender dat in werk en maatschappij gelijkgezinden van eigen kerk te vinden waren, vandaag de dag zijn velen al blij als ze in hun seculiere omgeving nog iemand tegenkomen die aangeeft kerkelijk te zijn en de Bijbel te kennen. Daardoor worden kerkelijke verschillen minder uitgemeten en dat leidt tot een andere houding.
Tweede is dat ouderen en jongeren elkaar minder goed begrijpen omdat ze vaak andere woorden gebruiken, maar feitelijk hetzelfde bedoelen. Goed luisteren naar elkaar is daardoor soms lastig. Terwijl het vanwege de genoemde ontwikkelingen in de samenleving des te belangrijker om elkaar, over de generatiekloof heen, te begrijpen en vast te houden.