Afscheid in liefde, hoop en eenvoud
De bijzetting van prinses Juliana, dinsdag in de Nieuwe Kerk in Delft, was een afscheid in liefde, hoop en eenvoud.
Liefde op de gezichten van vooral haar vier dochters. Liefde in de ijle mezzosopraan van haar jongste Christina, op wier dapperheid ze zo trots was. Ondanks haar emoties en ongetwijfeld zenuwen vervulde Christina Juliana’s wens dat ze zou zingen en koos het lied „Het is een gave eenvoudig te zijn.”
Hoop was er in de witte kleding van Beatrix, Irene, Margriet en Christina. Hoop in de muziek ook, waaronder Morgenstemming van Grieg, dat klinkt naar een veld in de ochtendnevel en doorbrekende zon. Uitgerekend dit stuk uit de Peer Gynt Suite klonk tijdens Juliana’s gang naar de grafkelder, terwijl de naar binnen vallende zon de aanwezigen verwarmde.
Hoop was er ook in de liederen: „Moedig sla ik dus de ogen naar het onbekende land” en de woorden van de predikante. De prinses was er immers rotsvast van overtuigd dat de dood een overgang was ’naar licht en geborgen zijn in Gods liefde’. Een God overigens die je volgens haar op allerlei manier kon vinden. Als thema had Juliana zelf voor haar uitvaart meegegeven: ’vrede en dat mensen niet bang moeten zijn voor de dood’.
En in alles was er dinsdag de eenvoud, hoewel het ging om een staatsbegrafenis in vol ornaat. Dominee W. Hudig bad erom: „God, Help ons om het imposante gebeuren om ons heen los te laten en ons te concentreren op haar om wie het werkelijk gaat.”
Maar praten over en denken aan Juliana levert vanzelf het beeld van eenvoud op. Hudig verhaalde van de anekdote die de prinses haar zelf had verteld over haar vroegste jeugd. De hofdame van ’Juliaantje’ lette even niet op en hop, daar zat het prinsesje zomaar in een koets met andere meisjes. Grote pret, totdat de hofdame haar zag en haar ophaalde: het zou niet mogen van koningin Wilhelmina. De prinses kon er tachtig jaar later nog boos om worden: „Ik weet zeker dat het van mijn moeder wèl mocht. Die vond het fijn als ik plezier had”.
Als volwassen vrouw kon Juliana ook vooral plezier hebben in gewone dingen: „Ze kon intens genieten van picknicken met de kinderen of kastanjes zoeken om te poffen, foto’s maken van de lentebloemen met haar ’kiektoestel’. Samen spelletjes doen, zoals scrabbelen, vond zij oergezellig, vooral als zij won.”
Geamuseerd en vertederd reageerde de kerk toen de voorgangster vertelde dat Juliana haar eenvoud weleens overdreef: „Toen ze toastjes met zalm te luxe vond”.
En eenvoud was er ook in het ’wensenlijstje’ dat Juliana voor haar uitvaart had nagelaten: „Niet prijzen of loven. Geen loftuitingen’.
Wat Juliana, die maar zo graag gewoon wilde zijn, zo bijzonder maakte, was volgens de dominee ’haar warme hart’. Juliana was in al die eenvoud juist heel koninklijk als het erop aankwam, constateerde Hudig. Zoals in die vreselijke dagen van 1953, toen de Watersnoodramp zovelen het leven kostte en Juliana op kaplaarzen door het getroffen gebied baggerde. „Op haar gezicht stond te lezen hoe intens zij meeleefde en hoe machteloos zij zich voelde. En daarin was zij altijd misschien het meest koninklijk in de diepste zin van het woord: werkelijk betrokken bij haar volk in tijden van nood en verdriet.”
Juliana heeft zelf ook verdriet gehad, vertelde ze Hudig ooit: „Veel van mijn verdriet in mijn leven is onbekend en mag dat ook blijven, maar het was ook een mooi en vol, waardevol en intens leven.”
Dat leven liep af op 20 maart ’in de nabijheid van haar man, van wie zij zoveel hield. Omringd door haar kinderen en kleinkinderen, die de grootste vreugde van haar leven waren, zoals zij zelf schreef’.
Ze waren er in Delft allemaal, ook de recalcitrante Margarita, overhoop met de familie maar dol op Juliana. En Bernhard, van wie aanvankelijk gevreesd werd dat hij niet zou kunnen komen door emoties en lichamelijke klachten. Maar de oude vechter kwam, in het zwart. Wat anders dan zijn witte anjer was het ’witte accent’ in de kleding waarom was gevraagd. De 92-jarige ging zelfs tussen zijn oudste dochters de grafkelder in, zowel geestelijk als lichamelijk voor hem een extra zware gang. Bovenaan had hij even moeite met focussen, zijn bril moest af. Even wankelde Irene. Daarop daalden ze: Beatrix, Bernhard, Irene, Margriet, Christina en Pieter in zijn ’bijzonder ceremonieel tenue van de adjudanten van Hare Majesteit de Koningin van de Koninklijk Luchtmacht’. Op dat uniform echter niet de B van Beatrix, maar de J van Juliana. Kóningin Juliana, zoals ze nu na de bijzetting weer wordt genoemd. Maar bij de zegenbede voorafgaand aan de bijzetting noemde dominee Hudig de vrouw die niet met ’Majesteit’ aangesproken wilde worden, nog één keer en heel nadrukkelijk „Lieve mevrouw”.