Bevindelijk christendom blijft dankbaar filmonderwerp
Morgen gaat ”Knielen op een bed violen” in première, een film die zich afspeelt in bevindelijke kringen. Net als ”Dorsvloer vol confetti” uit 2014. Films zoals deze weerspiegelen én beïnvloeden de manier waarop Nederlanders naar ‘zware gereformeerden’ kijken. Welk beeld geven ze van kerk en geloof, en welke moraal dragen ze uit?
1. Waarover gaat het?
Beide films zijn gebaseerd op een boek. In ”Knielen op een bed violen” (2005) beschrijft Jan Siebelink de levensgang van zijn vader, die in het boek Hans Sievez heet. Die vader, bloemenkweker in Velp, raakt onder invloed van een bevindelijke groep die het in de kerk niet meer kan vinden en eigen bijeenkomsten organiseert. Hij leest veel oudvaders en andere geestelijke lectuur, en is zó bezig met de ”eeuwige dingen” dat hij zijn werk en gezin verwaarloost. Zijn vrouw maakt zijn ontwikkeling niet mee, al houdt ze veel van hem. Dat leidt ertoe dat Sievez op zijn sterfbed slechts omringd wordt door geloofsgenoten – zijn onbekeerde vrouw en kinderen wil hij zelfs niet meer aankijken.
”Dorsvloer vol confetti” (2009) van Franca Treur is, daarmee vergeleken, een lichtere roman. Ook zij put uit de herinnering aan het gezin waarin ze opgroeide. Haar boek is het portret van de twaalfjarige Katelijne tegen de achtergrond van haar milieu (een Zeeuws boerengezin, eind jaren tachtig), haar familie (een afstandelijke moeder, een bekeerde oma en zes luidruchtige broers) en haar kerk (de plaatselijke gereformeerde gemeente). Katelijne voelt zich anders dan de anderen, relativeert het geloof en neemt haar toevlucht tot verhalen.
2. Lijken de films op de bijbehorende boeken?
In grote lijnen is –in beide gevallen– het verhaal hetzelfde, en de strekking ook. Maar de films zijn beknopter dan de boeken, en er worden soms andere accenten gelegd. Waar een schrijver de ruimte heeft om te meanderen, en ook om een periode van tientallen jaren te beschrijven, moet een filmmaker veel scherpere keuzes maken en een strakkere lijn zien te trekken. Bij ”Knielen op een bed violen” is de vader-zoonrelatie minder aanwezig dan in het boek, het gaat vooral om de tegenstelling tussen de vader en de moeder. Bij ”Dorsvloer vol confetti” is de botsing tussen Katelijne en haar omgeving wat meer aangescherpt dan in het boek.
Intussen komt de sfeer erg overeen. In ”Dorsvloer vol confetti” een boerderij aan het eind van de jaren tachtig, compleet met stal, ouderwetse melkput waar de koeienpoep om je oren spat, opa met ”manchesterse broek”, blauwe kiel en grijze pet, en een weids landschap met akkers en weilanden. En in ”Knielen op een bed violen” een kwekerijtje in de jaren vijftig met een kas vol varens en klein pootgoed, bedden vol begonia’s, cyclamen en andere ouderwetse planten, een vader met een zelfgedraaide sigaret in zijn mondhoek, een moeder in een bloemetjesjurk en een gebreid vestje.
3. Zijn de bevindelijke hoofdpersonen herkenbaar in „daad, gepraat, gelaat en gewaad”?
Tale Kanaäns met een Gooise r – dat zorgt voor een schokje van vervreemding aan het begin van ”Knielen op een bed violen”. „Heeft niet de mens een strijd op aarde”, zegt een mannenstem. Maar die stem heeft een te ‘werelds’ accent, een probleem dat trouwens ook een enkele keer in ”Dorsvloer vol confetti” voorkomt.
Zo zijn er meer kleine foutjes in beide films: in het kistje van de bevindelijke boekverkoper liggen de gedichten van P. C. Boutens (onbestaanbaar), mensen zeggen gezamenlijk hardop ”Amen” na een gebed (dat doet men niet in de zwaardere kringen), en er is sprake van een best wel blote trouwjurk (onmogelijk in de bewuste kerk).
Toch is in het algemeen de sfeer wel goed neergezet. De kleding klopt, het taalgebruik van de bevindelijke oma uit ”Dorsvloer vol confetti” is herkenbaar („Wie nat wil worden moet in de regen lopen”), en de zwartgeklede broeders uit ”Knielen op een bed violen” hebben de juiste gezichtsuitdrukking, zonder dat het overdreven wordt. De karikaturale beelden en de grote fouten die in oudere films over dit milieu nog weleens voorkwamen, zijn hier vermeden.
De hoofdpersonen zien er echt uit als degelijke kerkmensen, terwijl ze tegelijkertijd leuk zijn om te zien en sympathiek overkomen. Zelfs de ”zwarte mannen” uit ”Knielen op een bed violen” zijn minder akelig dan ze in het boek beschreven worden. Veelzeggend genoeg zijn de echte schurken van het verhaal juist de ongelovige buurman (met zijn lompe opmerkingen, zijn zwembad en zijn keiharde muziek) en de corrupte bloemist (met zijn beledigende en vernederende houding).
4. Hoe ziet een kerkdienst eruit?
In ”Dorsvloer vol confetti” komen verschillende kerkdiensten voor, waaronder een avondmaalsdienst. Oma gaat aan het avondmaal, de rest van de familie blijft met het grootste deel van de kerkgangers in de bank zitten, waar een rolletje mentos wordt doorgegeven. Veel uitspraken van de dominee lijken zo uit een bestaande kerkdienst gehaald (beluisterd via internet?), de vrouwen dragen hoeden, de mannen –gekleed in donkere pakken– gaan staan bij het gebed.
In ”Knielen op een bed violen” zijn er twee soorten diensten. Aanvankelijk gaat vader Sievez met zijn gezin naar de hervormde dorpskerk, waar de dominee preekt over de troost van het geloof, over de Goede Herder en de gelovigen als schapen van Zijn kudde. De lievigheid ervan maakt meteen duidelijk waarom Sievez het hier niet kan volhouden: hij mekkert hardop, als een schaap, en loopt de kerk uit. Buiten staat broeder Mieras hem op te wachten, om hem te bevestigen in de overtuiging dat het allemaal zo makkelijk niet is.
Later bezoekt Sievez diensten in een soort schuurkerkje. Te midden van de gezelschapsmensen getuigt hij emotioneel van de Godservaring die hij op zijn kwekerij gehad heeft. Dat komt ontroerend over: je ziet hoe de toehoorders het verhaal ‘overnemen’, de een na de ander, je ziet de ingetogen blijdschap langzaam doorbreken op al die gezichten als ze hem samen op hele noten toezingen: ”Dat ’s Heeren zegen op u daal’”.
5. Wat is de inhoud van het geloof?
Bij ”Dorsvloer vol confetti” blijft het geloof meer ‘buitenkant’ dan bij ”Knielen op een bed violen”. Het gaat vaak over wat níét mag (lange broeken, kermis, sprookjes, verkleedpartijen, zelfs een te mooie tuin omdat ook die van God kan afleiden). Dat is verklaarbaar vanuit het verhaal: de twaalfjarige Katelijne voelt de vervreemding toenemen als ze langzamerhand afstand neemt van kerk en geloof. In ”Knielen op een bed violen” is dat anders, daar gaat vader Sievez juist steeds existentiëler geloven.
In beide films valt op dat het eigenlijk niet gaat over de kern van de christelijke theologie: zonde, genade, vergeving, verzoening, dankbaarheid. Wat dat allemaal inhoudt, wat het Evangelie is, wordt niet goed invoelbaar gemaakt. Daarmee wordt angst het enige motief om te geloven. Dat laatste kan natuurlijk best gelden voor de hier beschreven personen –met name vader Sievez is behoorlijk extreem– maar het is niet waar het christendom ten diepste over gaat.
De volle nadruk valt op dood, eeuwigheid, hel en oordeel. „Waar zou opa zijn? Ik durf er niet aan te denken dat het slecht met hem is afgelopen”, verzucht de oma in ”Dorsvloer vol confetti”. En de dominee zegt vaak dingen als: „De zware smalle weg leidt naar de Heere. De brede is zo veel gemakkelijker, maar voor Zijn rechterstoel zal de Heere spreken en zeggen: Ik heb u nooit gekend.”
Bij ”Knielen op een bed violen” is de hel levendig aanwezig in de verbeelding van vader Sievez – wat zichtbaar wordt in steeds herhaalde beelden van negentiende-eeuwse, Gustave Doré-achtige zwart-witprenten. Er wordt veel gepraat over het gewicht van de eeuwigheid, hel en verdoemenis, wening en knersing der tanden. Toch is er soms ook een glimpje van de schoonheid van het geloof. Als Sievez tijdens zijn werk een zwerm vogels ontwaart die groter en groter wordt en de hemel volledig verduistert, waarna er ineens een verblindend licht doorbreekt – zodat hij op de knieën valt en stamelt dat hij God ontmoet heeft. Of als zijn aankomende schoondochter aan zijn ziekbed 1 Korinthe 13 leest (hoewel niet in de Statenvertaling): „De liefde is lankmoedig, de liefde is goedertieren, zij is niet afgunstig, zij kwetst niemands gevoel” – en erachteraan zegt: „Mooi!”
6. Waarom blijft geloven zo interessant voor niet-gelovigen?
We hebben het hier over boeken en films die een breed Nederlands publiek trekken. Wat fascineert al die lezers en kijkers? Volgens regisseur Ben Sombogaart (”Knielen op een bed violen”) zijn de grote verhaalthema’s van onmogelijke liefde en religieus fanatisme herkenbaar voor iedereen. Bovendien: „Ook als je zelf niet gelooft, moet je proberen te begrijpen waarom het zo veel voor anderen kan betekenen.”
Andere medewerkers aan de film hebben het over het geloof dat „in ons Nederlandse DNA” zit, over de religieus-culturele wortels van ons land, over het universele thema van de „zoektocht naar de grenzen van liefde.” Dat alles zou maken dat iedereen, gelovig of niet, zich in verhalen als deze kan herkennen.
7. Wat is de strekking, de moraal van deze films?
Waar het in beide films op neerkomt: het geloof is een verhaal dat je jezelf vertelt, en dat is prima, maar het wordt gevaarlijk als je je erdoor laat beheersen – want dan staat het de liefde en het echte mens-zijn in de weg. Zoals Sombogaart het verwoordt: „We proberen er in onze film onbevangen naar te kijken: iedereen mag op zijn of haar manier met het leven en met zingeving bezig zijn. Maar het gaat doorgaans fout als je anderen jouw ideeën en fanatisme probeert op te dringen.”
De filmmakers proberen inzichtelijk te maken waarom vader Sievez is zoals hij is. Zijn vrouw voegt hem op een gegeven moment toe dat hij naar een God zoekt zoals zijn vader was, hard en duidelijk. Vroeger is hij hard behandeld (en geslagen) door zijn vader, die óók verkleefd was aan de Bijbel en zwaar op de hand. Dat maakt dat hij niet anders kan zijn dan hij is: bang om het verkeerd te doen, bang voor straf. Maar gezond is het niet, omdat het ten koste gaat van de liefde.
Ook in ”Dorsvloer vol confetti” is er sprake van psychologisering van het geloof. Als je ernaar kijkt, kun je eigenlijk maar één reden bedenken waarom iemand zich in zo’n streng keurslijf zou willen persen: angst. Angst om buiten de groep te vallen, angst om het verkeerd te doen, angst voor morele ondergang, angst voor de dood, voor de hel. Zo bekeken is het volstrekt begrijpelijk dat Katelijne los wil komen van die angst om écht te gaan leven.
8. Wat is het effect als je deze films bekijkt?
Dat hangt ervan af wie je bent en wat je doel is. Op zichzelf gaat het hier om ingetogen vertelde verhalen, met aansprekende karakters en mooie beelden van het buitenleven. Verhalen die elke christen een spiegel voorhouden en tot nadenken stemmen. Tegelijkertijd kan de geloofsthematiek het wél confronterend maken voor wie zelf gelovig is. Kun je kijken naar een nagespeelde kerkdienst (die zóiets reëels en onzichtbaars vertegenwoordigt), naar mensen die doen alsof ze bidden, doen alsof ze geloven? Dat raakt bovendien de kern van deze verhalen: Is heel het geloof doen alsof, jezelf iets aanpraten? Of is het echt waar?
Dat zijn vragen die eigenlijk veel dieper gaan en risicovoller zijn dan de heftige beschuldigingen, de rebellie tegen het geloof, de schokkende beelden en teksten waarmee eerdere generaties schrijvers en filmmakers ons confronteerden. Nu, in deze postmoderne tijden, is er meer respect voor gelovigen, meer de wil om een eerlijk beeld te geven. Dat is positief. Maar het geloof zélf komt er minder goed van af: de nieuwe generatie schrijvers en filmmakers wil vooral laten zien hoe relatief elke vorm van geloven is. Dat blijft confronterend voor iedere christen die zelf soms twijfelt (en wie doet dat niet?). Het enige wat daarbij helpt is het besef dat het allemaal niet van ons afhangt: de waarheid van het christendom, het geloof in de levende God, de realiteit van zonde en verzoening, de genade die redt van de dood.