Echt huwelijk
Genesis 2:24b
„En zij zullen tot één vlees zijn.”
De kerk, dat wil zeggen iedere gelovige ziel, is de bruid van Christus, gelijk Hij haar Bruidegom is. In het huwelijk worden twee tot één. Die twee zullen één vlees zijn. Dus ook ieders bijzondere goederen zijn gemeenschappelijk eigendom. Zo beschouwt de bruidegom de huwelijksschat van de bruid evengoed als het zijne, en de bruid acht ook het huis en al de rijkdommen van de bruidegom de hare. Zo is het ook inderdaad, anders zouden zij niet één vlees zijn, zoals de heilige Schrift zegt (Genesis 2:24).
Op dezelfde wijze nu heeft God Zijn geliefde Zoon verloofd met de gelovige ziel. Hoewel deze niets bezat wat zij haar eigendom kon noemen, behalve de zonde. Toch heeft de Zoon Gods het niet versmaad om haar met haar huwelijksgift, de zonde, aan te nemen als Zijn geliefde bruid, terwijl door de gemeenschap die in dit heilig echtverbond geldt, dát wat de een toebehoort ook het eigendom wordt van de ander.
Nu zegt Christus: „Uw huwelijksgift, Mijn lieve bruid –dat wil zeggen uw zonden, uw overtredingen van de wet, de toorn Gods tegen u, de vermetele macht van de duivel over u, de gevangenschap van de hel en al uw overig kwaad– dat alles is Mijn eigendom geworden. Ik kan daarover beschikken naar het Mij goeddunkt. Daarom wil ik die werpen in het vuur van Mijn kruisdood en die daarin vernietigen.
Benedetto Fontanini, reformator te Mantua
(”De weldaad van Christus”, 1543)