Downer Peter Harteveld: In de prullenbak met die prenatale bloedtest
Hij ziet het als zijn taak om op te komen voor kinderen met het Downsyndroom. Peter Harteveld (32) uit Nunspeet: „Sommigen vinden dat mensen zoals ik niet mogen leven. Daar word ik heel verdrietig van.” De downer heeft een duidelijke mening over het prenataal opsporen van het syndroom. „In de prullenbak met die test.”
TOEN
Ik ben de tweede in een gezin met vier kinderen. Mijn ouders wonen in Hulshorst. Ik heb in Nunspeet op zmlk-school ”De Wingerd” gezeten, tot m’n twintigste. Ik heb allerlei vakken gehad: rekenen, schrijven, lezen, taal. Rekenen kan ik niet goed. Taal wel. Schrijven is mijn lust en m’n leven. Ik schrijf geboorteadvertenties over uit het RD. Daarna bid ik voor de kinderen. Dat het goed met ze mag gaan. En voor hun ouders. Dat ze hun kinderen goed mogen opvoeden. Niet één keer, maar meer keren.
Ik heb stage gelopen bij de bibliotheekbus. Ook heb ik bij Philadelphia gewerkt, maar daar was geen plaats meer voor mij. Nu ben ik gastheer bij een hoveniersbedrijf in Ermelo. Daar ga ik met de regiotaxi naartoe. Collega’s geven mij veel complimenten. Ze vinden mij aardig en beleefd. En ze vinden dat ik de lekkerste koffie zet; ze willen me niet kwijt. Haha.
’s Avonds ben ik op mijn kamer in Nunspeet. Ik lees veel. Boeken, de krant. Het RD is mijn lievelingsblad. Ik verzamel geboortekaartjes. Die krijg ik. Bijvoorbeeld van mijn oom, ds. Van Zwet uit Putten. Of van een andere oom, ds. Visser uit Amsterdam. Ja, ik heb twee ooms die predikant zijn.
Soms ga ik het dorp in. Lekker snuffelen in winkels. Veel mensen kennen mij. Dan roepen ze: Hé Peter, hoe gaat het met je? Op zondag zit ik in de Nederlandse hervormde Opstandingskerk. Daar ga ik zelf naar toe. Soms ga ik ook nog naar de Kapel. Dan word ik opgehaald en thuisgebracht. Ik ben hulpcollectant in de kerk.
Ik heb het syndroom van Down en weet het van mezelf. Dat vind ik niet lastig. Ik ben wie ik ben. Ik hoef niet te veranderen. Ik voel me fijn, ben gelukkig. Ik vind het naar en vervelend als anderen het woord mongool gebruiken. Dat is een scheldwoord. Dat hoort niet. Alle mensen zijn hetzelfde.
Gelukkig krijg ik bijna nooit vervelende reacties. Wel doen sommige mensen kinderachtig tegen mij. In de trein bijvoorbeeld. Een conducteur zei: O, wat leuk, een downtje in de trein. Wil jij je eigen kaartje knippen? Ik zei: Er zit vast wel iemand in de trein die zo handig is om mijn kaartje te knippen. Ik pakte hem gewoon terug. Haha.
Soms voelt het wel raar. Mijn broer en zussen hebben een opleiding gevolgd; dat is voor mij te moeilijk. Ik ben 32, maar voel me van binnen 4, of 8, of 9. Ik hou nog van kabouter Plop. Dat past eigenlijk niet bij m’n leeftijd. Maar ik schaam me er niet voor.
Ik heb een boek geschreven: ”Kameel in bad”. Schrijven zit in mijn bloed. Dat deed ik vroeger al. Verhalen schrijven. Maar die gingen allemaal de prullenbak in. Ik ben nu weer bezig; met een boek over mezelf en hoe ík in het leven sta. Een autobiografie. Ik wil het, als het klaar is, overhandigen aan mevrouw Carla Dik-Faber van de ChristenUnie in de Tweede Kamer. Die doet heel veel voor mensen zoals ik. Er zijn natuurlijk ook downers die bijna niks kunnen, die heel veel zorg nodig hebben. Maar die zijn ook gelukkig, op hun eigen manier. Iedereen is op z’n eigen manier gelukkig.
NU
Dinsdag was ik in de Tweede Kamer bij de overhandiging van een zwartboek van DownPride. Ik heb een toespraak gehouden. Tegen iedereen, tegen de camera’s. Daar heb ik absoluut geen moeite mee. Het ging vanzelf. Ik heb gezegd dat ik die prenatale bloedtest helemaal niet zie zitten. Ze willen het leven van downers gewoon wegnemen. Ik word daar heel verdrietig van.
Ik begrijp dat ouders een gezond kind willen; dat wil iedereen. Maar als ze zien dat hun kind een beperking heeft, dan willen ze het ineens niet meer. Dat mag niet, dat hoort niet. Daar ben ik op tegen.
Elk kind heeft recht om te leven. Ik voel me gekwetst als anderen vinden dat ik er eigenlijk niet mag zijn. Zonder downkinderen zou het minder leuk zijn; ze brengen leven in de brouwerij. Het zijn gezelligheidsmensen. Ik ook. Ik word akelig van ruzie en harde woorden. Misschien kunnen andere mensen nog iets van ons leren. Die test grijpt mij aan. Als er geen downkinderen meer worden geboren, hebben wij geen vrienden meer.
Dinsdagavond ben ik ook nog op de radio geweest. Bij Tijs van den Brink van de EO, een heel aardige kerel. Ik presenteer zelf ook een radioprogramma, voor kinderen. Op de kerkradio in Nunspeet. Woensdag had ik knallende hoofdpijn. Het was allemaal te veel geweest. Ik ben het van me af gaan schrijven. Daarna ben ik naar mijn begeleider gegaan. We hebben een gesprek gehad en samen gebeden. Daarna ben ik met een gerust hart gaan slapen.
STRAKS
Ik zeg: weg met die bloedtest. Niet doen. Minister Schippers heeft mijn toespraak gekregen. En mijn boek: ”Kameel in bad”. Ik hoop dat ze het gaat lezen. Zij moet beslissen of alle vrouwen die bloedtest krijgen. Als dat toch gaat gebeuren, heb ik in ieder geval mijn uiterste best gedaan om het te voorkomen.
Wij zijn niet zielig. En niemand heeft last van ons. Dat is mijn boodschap. Gun ons een plaats. Of ik een soort ambassadeur van downers ben? Ik ben een beetje van alles. Ik zie het als een taak die God mij geeft om op te komen voor mensen met down.
Ik heb dingetjes bedacht om van deze test af te komen. Een poster maken met een foto van een kind met down. Ik bijvoorbeeld. En dan de tekst erop: Wij hebben recht om te leven. Stop de test. Maar we moeten vooral de Heere God niet vergeten. Hij regeert alles.