D66 moet buigen voor ”de gratie Gods”
D66 is weer op oorlogspad. Dit keer richten de pijlen zich op de verwijzing naar God in de wetten van ons land. De fractie bepleit een breuk met een eeuwenoude traditie.
Elke wet begint nu met een belijdenis: „Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.” Ook in de afsluiting van elke wet zit een christelijk element: „en hiermee bevelen Wij U in Godes heilige bescherming.”
Begin dit jaar diende D66-Kamerlid Van Veldhoven een initiatiefwet in om aan deze formulering een eind te maken. Wat haar betreft luidt het formulier om een wet af te kondigen voortaan: „Willem Alexander, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. maakt bekend: Door de regering en de Staten-Generaal gezamenlijk is, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, vastgesteld:”, en dan volgt de inhoud van de wet. De afsluiting van elke wet moet als volgt luiden: „Deze wet zal in het Staatsblad worden geplaatst en dient te worden uitgevoerd door allen die het aangaat.”
De verwijzing naar een hogere macht aan het begin en aan het eind van een wet moet dus verdwijnen. Dat past helemaal in het profiel van D66. En daar maakt Van Veldhoven ook geen geheim van. In de memorie van toelichting schrijft ze: „Het sluit aan bij eerdere voorstellen van D66 om een duidelijke scheiding tussen kerk en staat te bewerkstelligen. Zo heeft de partij ervoor gezorgd dat godslastering niet langer strafbaar is, dat ‘weigerambtenaren’, gemeenteambtenaren die door hun geloof weigeren homoseksuele stellen te trouwen, worden uitgebannen en dat scholen, instellingen of organisaties die gebaseerd zijn op een geloofsovertuiging niet langer homo-, biseksuelen of transgenders mogen weigeren.”
Bijbelse oorsprong
Als de Tweede en de Eerste Kamer met de initiatiefwet akkoord gaan, breekt Nederland met een eeuwenoude traditie. De Frankische koning Pepijn de Korte, die regeerde van 751 tot 768, was waarschijnlijk de eerste vorst die na zijn kroning de woorden ”bij de gratie Gods” gebruikte. Daarmee gaf de machthebber aan dat hij zijn waardigheid aan Gods genade (”gratia” in het Latijn) te danken heeft.
De belijdenis heeft een duidelijke Bijbelse oorsprong. In het dertiende hoofdstuk van de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen staat dat alle gezag van God komt: „Alle ziel zij de machten over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd.”
”Bij de gratie Gods” heeft vanouds nóg een betekenis. De belijdenis is ook bedoeld als begrenzing van de macht van keizers, koningen, hertogen en graven. Ze gaven daarmee aan dat zij als gezaghebber ook iemand boven zich moeten dulden. De koning regeert het volk, maar diezelfde koning is verantwoording schuldig aan God.
De aanduiding ”bij de gratie Gods” beschermt de bevolking tegen tirannie. Als koning en keizer zich níét dienstbaar opstellen tegenover hun onderdanen, verspelen de machthebbers hun positie. Dat is een reformatorische denklijn, die door Luther en Calvijn is ontwikkeld. De belangrijkste leerling van laatstgenoemde, Theodorus Beza, werkte deze verder uit in het traktaat ”Du droit des Magistrats sur leurs sujets”. Hij schreef dit naar aanleiding van de Bartholomeüsnacht in augustus 1572, waarin duizenden hugenoten om het leven werden gebracht. Beza rechtvaardigt in het traktaat verzet tegen de tirannie van hun koning.
In ons land sloten de Staten-Generaal bij deze denklijn van Beza aan toen zij in 1581 het Plakkaat van Verlatinghe opstelden. De Staten zwoeren de Spaanse koning Filips af omdat hij de rechten en vrijheden van het volk had geschonden.
Willem-Alexander
Iemand die zich zeer bewust is van de dienende taak die een regerend vorst heeft, is onze huidige koning, Willem-Alexander. Hij benadrukte het dienende karakter van zijn koningschap nadrukkelijk tijdens zijn inhuldiging tot koning, op 30 april 2013 in de Nieuwe Kerk te Amsterdam: „In de geschiedenis vinden we de verankering van de waarden die we delen. Een van die waarden betreft de dienende rol van de koning. De koning bekleedt zijn ambt ten dienste van de gemeenschap. Dat diepgewortelde besef werd al in 1581 door de Staten-Generaal vastgelegd in het Plakkaat van Verlatinghe, de geboorteakte van wat later Nederland is geworden.”
In de zeventiende en de achttiende eeuw gebruikten ook absolutistische vorsten de formulering ”bij de gratie Gods”. Ze spraken over het ”droit divin”; het goddelijk recht waardoor zij regeerden. Dat sloot aan bij de heersende gedachte dat de vorst zijn macht rechtstreeks van God had ontvangen en aan niemand verantwoording was verschuldigd. De tweede lijn, die van de dienstbaarheid, is daarin niet terug te vinden.
De Franse Revolutie brak met het koningshuis en het absolutistisch vorstendom. Dat gebeurde in Frankrijk radicaler dan in ons land. Nederland zegde de traditie waarbij in wetten naar de goddelijke positie van koningen werd verwezen, niet vaarwel. De Franse zetkoning Louis Napoleon stelde in zijn eerste decreet, dat hij in 1806 uitvaardigde: „Louis Napoleon, door de gratie Gods en de Constitutioneele Wetten van den Staat, Koning van Holland, aan allen die genen, welke deze zullen zien en lezen, Salut!”
Ook de eerste echte Nederlandse koning, Willem I, maakte in de eerste wet van het Koninkrijk der Nederlanden, in 1815, gebruik van de belijdenis ”bij de gratie Gods”.
Historici weten niet precies hoe deze formulering in 1815 tot stand kwam. Waarschijnlijk zocht de regering aansluiting bij de situatie voor de Franse Revolutie. De gebezigde formulering ligt nergens vast in een wet. Omdat er niets over terug te vinden is, zou de conclusie kunnen zijn dat er toen geen discussie over was. Ook de liberalen van die tijd waren ervan overtuigd dat God bestond.
Slag verloren
D66 wil door deze eeuwenoude traditie een streep halen. Het is niet de eerste keer dat de partij erover begint. In 2010 en in 2012 probeerde ze het al eerder. Beide keren kregen de democraten geen meerderheid achter zich. PvdA-Kamerlid Recourt zei in 2010 dat het behouden van de verwijzingen geen overlast oplevert en dat het schrappen wel een prijs heeft: „Er zijn genoeg mensen die hier waarde aan hechten.” VVD-Kamerlid Van der Burg stelde: „En waar houdt het op voor D66? Pleiten ze binnenkort ook voor het afschaffen van negen van de vijftien coupletten uit het Wilhelmus?”
Navraag leert dat VVD en PvdA anno 2016 nog dezelfde mening zijn toegedaan. PvdA-Kamerlid Recourt zegt dat hij er „nog exact hetzelfde over denkt” als in 2010. VVD-Kamerlid Taverne verklaart dat ook hij tegen het D66-initiatief is: „Eerlijk gezegd verbaas ik me over de timing van D66; mij lijkt dat er belangrijkere problemen zijn die moeten worden opgelost. Ik beschouw het opschrift als een overblijfsel uit voorbije tijden dat heden ten dage vooral symbolisch is. De VVD is niet tegen deze symboliek.”
Daarmee is duidelijk dat de initiatiefwet van D66 het niet gaat halen. VVD en PvdA hebben samen een meerderheid in het parlement. Ook de christelijke partijen zijn tegen. De democraten hebben de slag bij voorbaat verloren. D66 moet buigen voor ”de gratie Gods”.
Verdeeldheid in het buitenland
Diverse buitenlandse vorsten openen de lange lijst van hun titels met de erkenning dat ze al deze taken en voorrechten onder Gods goedkeuring dragen.
De Britse koningin bijvoorbeeld heeft als officiële titel: „Elizabeth II, bij de gratie Gods, koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en van haar andere koninkrijken en gebieden, hoofd van het Gemenebest, verdediger van het geloof.” Op het Britse pond staat achter haar naam de afkorting D. G. (”Dei gratia”).
Deze titels komen niet volledig terug in officiële wetsteksten. Daar wordt kortweg volstaan met ”Queen”. Maar wel verschijnt deze frase in de koninklijke bekrachtiging van wetten.
Ook de Deense vorstin heeft een vergelijkbare frase in haar titels. Het Zweedse vorstenhuis schrapte deze omschrijving in 1973. De huidige groothertog van Luxemburg besloot in 2000 dit deel van zijn titel te laten vallen.
In het koninkrijk Pruisen gold van 1701 tot 1917 het motto ”Gott mit uns”. Officieel is dit verdwenen met het vertrek van de Duitse keizer in 1918. Maar deze spreuk leefde in de Tweede Wereldoorlog voort in de koppelriemen van de soldaten van de Wehrmacht, en daarmee heeft de frase waarschijnlijk zijn grootste bekendheid gekregen.
Toen er in 2003 gediscussieerd werd over een verwijzing naar God en/of de joods-christelijke traditie in de nieuwe Europese grondwet, behoorden Frankrijk en België tot de felste tegenstanders.
De toenmalige Franse premier, Jacques Chirac, verwoordde het Franse gevoelen toen hij aangaf dat hij „als vertegenwoordiger van een seculiere staat (…) geen voorstander van godsdienstige verwijzingen” was. Frankrijk is het land van de ”laïcité”, waar kerk en staat strikt gescheiden zijn. Iedere publieke referentie aan God of geloof ligt er gevoelig.
In België is de scheiding minder strikt: pastoors en predikanten worden er bijvoorbeeld uit de staatskas betaald. Toch kennen wetsteksten er geen referentie aan God of geloof. „God in de grondwet zou de principes van de Franse Revolutie van 1789 aantasten”, verklaarde de toenmalige Belgische minister van Buitenlandse Zaken, Louis Michel, in 2003. Hij zei daarom radicaal tegen een religieuze verwijzing te zijn.
In de Verenigde Staten is het gebruik van Gods Naam in het publieke domein heel gewoon. Amerikaanse presidenten sluiten hun toespraken vrijwel steevast af met de woorden: „May God bless the United States of America.” Op veel auto’s prijkt een sticker met de leus ”I love Jesus”, of soortgelijke bewoordingen.
Tegelijkertijd woedt juist in Amerika met enige regelmaat discussie over de rol van religieuze uitingen in het publieke domein. Bekend zijn de voorbeelden van rechterlijke uitspraken over het verwijderen van de tekst van de Tien Geboden uit raadzalen. Een tiener uit Californië werd het verboden om in zijn afstudeerscriptie zijn dank tegenover God uit te spreken. En in de federale constitutie is geen verwijzing naar God te vinden. Maar op elk bankbiljet staat wél: „In God we trust.” Oftewel: wij vertrouwen op God.