Syrische vluchteling Saber (26) over opvang Heumensoord
De noodopvang van asielzoekers in het tentenkamp Heumensoord bij Nijmegen is mensonwaardig, aldus deze week verschenen rapporten van de Nationale ombudsman en het College voor de Rechten van de Mens. Syriër Saber Tome (26, niet op foto) verblijft er sinds oktober. „Het COA doet z’n uiterste best maar kan het niet aan.”
TOEN
Ik ben opgegroeid in Kamishli, een stad in het noordoosten van Syrië. Ik heb een broer en zus boven mij en een broer onder mij. Tot vorig jaar studeerde ik business management. Toen ik daarmee stopte, werd ik opgeroepen voor het leger. Dat wilde ik niet en daarom ben ik gevlucht. Met zo’n honderd anderen, onder wie kinderen, zwangeren en oude mensen, ben ik naar de Turkse grens gelopen. Daar had ik oponthoud en begonnen de ontberingen. Ik sliep in parken en dat was echt verschrikkelijk koud. Voor veel mensen daar waren vluchtelingen een soort toeristische attractie.
Na enkele dagen kon ik weg uit Turkije. Met een vrachtwagen reed ik mee naar Griekenland. Een volgende truck bracht mij dieper in Europa. Uiteindelijk arriveerde ik 22 september in Nederland. Ik ben naar dit land gekomen op advies van twee ooms, die mij voorgingen. De een woont nu in Enschede, de ander in Emmen. Mijn oudste broer is jaren geleden naar Duitsland gevlucht.
Na mijn aanmelding in Ter Apel ben ik in verschillende opvanglocaties geweest. Eerst in Geleen, daarna in Veenendaal, Baarn, Gendt en Leek. Sinds 25 oktober verblijf ik in Heumensoord. Samen met mijn vriendin Nadwa. Ik heb haar ontmoet in de noodopvang in Geleen. Sindsdien hebben we een relatie.
NU
De omstandigheden in Heumensoord zijn verre van optimaal. Vooropgesteld: dat ligt niet aan het COA. Het doen zijn uiterste best, maar kan het niet aan. Er zijn asielzoekers die klagen over de lange procedures en de onzekerheid. Voor mij gaat dat niet op. De IND heeft gezegd dat mijn procedure maximaal zes maanden duurt, dus ik weet waar ik aan toe ben. Van discriminatie van homo’s is mij niets bekend. Volgens mij leven moslims en christenen vredig naast elkaar. Haha, mijn vriendin is moslim en ik ben christen; en dat gaat prima.
Aan het lawaai kan ik slecht wennen. Nooit is het ergens helemáál stil. Het brandalarm gaat gemiddeld drie keer per etmaal af, vaak ook in het holst van de nacht. Verder is het rumoerig omdat er zo veel mensen op een kluitje wonen. Eritreeërs spannen de kroon: zij willen altijd zingen en dansen. Eén keer is zelfs de beveiliging erbij gehaald omdat ze maar níét wilden stoppen. Met acht man overnacht ik in een ruimte waar vier stapelbedden staan. Ook dat is erg onrustig, want iedereen gaat op verschillende tijden naar bed. Verschillende keren schrok ik ’s nachts wakker omdat ik dacht dat er een aardbeving was. Gelukkig bleek het slechts mijn onderbuurman te zijn die zijn bed in schoof.
Regelmatig zijn er ook ziektes in het kamp. Voor het eerst maakte ik dat mee in Leek, waar een uitbraak was van waterpokken. Dat is misschien een onschuldige kinderziekte, maar als volwassene kun je daar heel beroerd van zijn. Sindsdien probeer ik zo veel mogelijk uit de buurt van kinderen te blijven.
Of er gestolen wordt in het kamp? Nee, daar weet ik niets van. Overdag is er weinig vertier. Er is weliswaar een recreatieruimte waar je kunt tafeltennissen, maar dat doe je ook niet de hele dag. Verder kun je in een gemeenschappelijke ruimte tv kijken, maar daar heerst een Babylonische spraakverwarring. In het najaar wandelde ik overdag vaak met mijn vriendin in het bos. Nu het winter is, hebben we daar veel minder zin in, omdat het vaak regent. Eens per week ga ik naar Nederlandse les. En zondags bezoek ik vaak met Nadwa een kerk.
Eten is er weliswaar genoeg, maar ik vind het niet heel lekker. Ik ben gewend veel vet en vlees te eten, maar Nederlanders vinden dat niet gezond. Wij krijgen vaak macaroni, rijst met bonen en aardappelpuree voorgeschoteld. Als je telkens hetzelfde moet eten, gaat het je op den duur tegenstaan.
Voor zwangere vrouwen is het leven in het kamp het zwaarst, zegt mijn vriendin. De meesten lopen dan niet meer zo soepel en zijn zeker tien minuten onderweg als ze een maaltijd willen halen in het restaurant. Verder maken zwangeren doorgaans bovengemiddeld gebruik van een toiletgebouw. Dat is minstens vijf minuten lopen en voor velen, zeker als het nacht is, een hele onderneming.
Mijn vriendin en ik hebben veel steun aan elkaar. Nadwa vindt vaak dat haar procedure zo lang duurt en dan pep ik haar op. Als ík neerslachtig ben, steekt zíj mij een hart onder de riem.
STRAKS
Nederland is een prachtig land dat mensen volop kansen biedt. Ik denk dat ik hier prima kan aarden. Volgens vrienden is 70 procent van de Nederlanders bang voor asielzoekers, maar daar heb ik nog niets van gemerkt. In Veenendaal ontmoette ik een vrouw die me drie keer heeft meegenomen naar haar huis en gezin. Ze hielp met allerlei praktische zaken en kocht zelfs kleding en een bril voor me.
Als ik een verblijfsstatus heb, wil ik snel de taal onder de knie krijgen en met mijn vriendin aan een gezamenlijke toekomst werken. Mijn droom is meester worden. Haha, ik weet niet of dat zo’n goed idee is, want ik zal nooit accentloos Nederlands kunnen spreken. De kans bestaat dan natuurlijk dat ik kinderen het verkeerd leer.
Over mijn jongste broer, die in Aleppo woont, maak ik mij zorgen. Regelmatig hoor ik tijdens het bellen geweervuur en explosies op de achtergrond. Hoe het verder moet in Syrië weet ik niet. Ik denk niet dat ik in de toekomst terugga naar mijn geboorteland. Of ik mijn ouders ooit nog weerzie? Ik hoop het hartstochtelijk.