Al bijna duizend jaar ruis op de lijn tussen westerse en oosterse kerk
HAVANA. De ontmoeting tussen paus Franciscus en de Russisch-orthodoxe patriarch Kirill, vrijdag in Cuba, is historisch uiterst interessant. Al bijna duizend jaar is er ruis op de lijn tussen de kerk van het Westen en die van het Oosten.
De grote meningsverschillen tussen de twee geloofsgemeenschappen blijven bestaan, stelde een woordvoerder van de Russisch-Orthodoxe Kerk vorige week al bij de bekendmaking van het nieuws over de ontmoeting. Desalniettemin willen de kerkleiders gezamenlijk optrekken tegen de vervolging van christenen in de wereld. Beiden hebben hun zorgen geuit over de bedreigde kerk in het Midden-Oosten, al heeft dat iets dubbels sinds Kirill zijn zegen verbindt aan de steun van de Russische president Poetin voor zijn ambtgenoot Assad van Syrië.
De historische ontmoeting tussen de beide geestelijken was al verschillende keren aangekondigd. Maar telkens kwam het er niet van. Er waren contacten tussen de rooms-katholieke en de Russisch-orthodoxe wereld, maar nooit op het hoogste niveau.
Paus Johannes Paulus II wilde de Russische patriarch Aleksej II ontmoeten, maar had als Pool zijn afkomst niet mee. Ook tussen zijn opvolger Benedictus XVI en de Russische patriarch Kirill kwam het niet tot een ontmoeting. Nu is het eindelijk zover. Paus Franciscus is op weg naar Mexico, en Kirill brengt een bezoek aan Cuba. Op het vliegveld van de Cubaanse hoofdstad Havana vindt de historische ontmoeting plaats.
Schisma
De paus en de patriarch zijn het ‘product’ van een ingewikkelde kerkgeschiedenis vol wrijvingen en controverses. In 1054 vond het grote schisma plaats tussen de westerse en de oosterse kerk, tussen Rome en Constantinopel (het huidige Istanbul), het ‘eerste’ en het ‘tweede Rome’.
Door tal van politieke en theologische geschillen groeiden de Latijnen en de Grieken –ook wel Byzantijnen genoemd– steeds verder uit elkaar. Daarnaast ontwikkelde zich het ‘derde Rome’, in de vorm van de Russisch-Orthodoxe Kerk. Maar van een zelfstandig patriarchaat van Moskou –het hoogste niveau van onafhankelijkheid binnen de Orthodoxe Kerk– was pas in 1589 sprake. Moskou is dus een ‘laatkomer’ binnen de orthodoxie.
Toch heeft Moskou een steeds invloedrijkere rol gekregen binnen de orthodoxie. Het wierp zich op als hoeder van de ware leer, contra het ‘eerste Rome’, dat ten prooi zou zijn gevallen aan ketterij en liberalisme, en het ‘tweede Rome’, dat sinds 1453 veroverd werd door de moslims en aan invloed en aanzien inboette.
Na het einde van het communisme in 1991 maakte de Russisch-Orthodoxe Kerk een krachtige opleving mee. Kerken en kloosters werden geopend, de banden met de staat aangehaald en de kerk deelde met de Russische natie in het herlevende zelfvertrouwen.
Terwijl Moskou de sterkste en rijkste orthodoxe kerk in grootte en invloed werd, behield Constantinopel het ”primaatschap” in de orthodoxe wereld. De Russisch-Orthodoxe Kerk kijkt met argwaan naar de voortdurende ontmoetingen tussen de pausen en de oecumenisch patriarchen van Constantinopel.
Haat-liefde
Rome heeft een haat-liefdeverhouding met de orthodoxe kerken. Terwijl het de protestantse kerken nauwelijks als volwaardige kerken kan beschouwen, is dat met de Orthodoxe Kerk wel het geval. Daar is immers sprake van de apostolische opvolging en wordt de ‘volheid’ van de eucharistie bewaard.
Op 7 december 1965 –vijftig jaar geleden aan de vooravond van de afsluiting van het Tweede Vaticaans Concilie– werd een gezamenlijke verklaring van paus Paulus VI van Rome en patriarch Athenagoras I van Constantinopel gepubliceerd. Daarin werden de wederzijdse excommunicaties die in het jaar 1054 waren uitgesproken, opgeheven.
De opheffing van de wederzijdse banvloeken betekende echter geen herstel van de volledige eenheid van de Rooms-Katholieke Kerk en de Oosters-Orthodoxe Kerken. De positie van de paus als universeel herder is nog altijd het grootste struikelblok.
Juist op dit punt zou Franciscus een doorbraak kunnen forceren. De mondiale uitbreiding van de Rooms-Katholieke Kerk en haar culturele verscheidenheid maakt een centralistische uitoefening van het primaat steeds moeilijker. Vandaar dat paus Franciscus het „Petrusambt” meer collegiaal wil uitoefenen dan zijn voorgangers. Bij zijn aantreden heeft hij zichzelf ook als bisschop van Rome betiteld.
Het moet gezegd: in drie jaar pontificaat boekte paus Franciscus belangrijke diplomatieke successen, waaronder het feit dat Cuba en de VS weer banden aanknoopten en het akkoord dat Rome en Peking bereikten over de heikele kwestie van de benoeming van een aantal bisschoppen. Als hij zo doorgaat, kan paus Franciscus weleens de eerste rooms-katholieke kerkvorst worden die welkom is in Moskou en Peking. Of er een herziene visie op het primaatschap –de Petrusdienst als dienst van eenheid– komt, zal dé spannende vraag van de toekomst zijn.