ETA houdt studiedag over vasten in de veertigdagentijd
„Vasten in de veertigdagentijd lijkt niet te passen bij de protestantse identiteit. Protestanten zijn wars van werkheiligheid en hebben weinig aandacht voor lichamelijkheid. Protestanten vasten niet.”
Dat zei ds. A. M. de Hulu, vrijgemaakt gereformeerd predikant te Ommen-West, zaterdag in Zwijndrecht op de studiedag over ”Vastentijden. Onthouden of vergeten?” van de Evangelische Theologische Academie (ETA).
De aversie tegen vasten voert volgens ds. De Hulu terug op Calvijn. „Calvijn verzette zich tegen verplicht vasten in de veertigdagentijd”, aldus de predikant. Voor Calvijn was het vasten van Jezus in de woestijn zo uniek, dat wij dat niet kunnen nadoen. Ook Zwingli preekte in Zürich al tegen verplicht vasten. Volgens de reformator mocht je alles eten als je Jezus als je Verlosser maar aanvaarde.
Hoewel het vasten tijdens de Reformatie met wortel en tak werd uitgeroeid, kreeg het weer een bescheiden plek bij predikanten die beschouwd worden als vertegenwoordigers van de Nadere Reformatie. Theologen als Gisbertus Voetius, Wilhelmus à Brakel en Willem Teellinck hadden oog voor vasten als vorm van schuldbelijdenis en verootmoediging.
„À Brakel noemde 24 uur vasten een buitengewone godsdienstige oefening”, zei dr. M. A. van Willigen in zijn lezing over de plaats en functie van de vastentijd in de Vroege Kerk. Volgens de classicus en filoloog was voor de Nadere Reformatoren het ontbreken van vasten een teken van het droevig verval van de kerk. Kort na de Afscheiding in 1834 deden vasten- en bededagen hun intree.
„In het Oude Testament is vasten het antwoord op geestelijke noden of bepaalde gebeurtenissen”, aldus de oudtestamentica dr. A. van Veen-Vrolijk. Zij sprak over de plaats en functie van vasten binnen het Oude Testament en het vroege Jodendom. Vasten werd volgens haar uitgroepen met het doel God te zoeken met berouw of om onheil af te wenden bij dreiging, zoals in de geschiedenis van Esther. Vasten in die tijd is volgens de oudtestamentica „je ziel verootmoedigen”.
Vasten dus als een deel van algehele of gedeeltelijke innerlijke onthouding. Het gaat dan bij voorbeeld om onthouding van eten en drinken en vasten als rouwgebruik. In de Thora wordt vasten voorgeschreven op Jom Kippur, Grote Verzoendag. Over vasten in het vroege Jodendom moeten we volgens dr. Van Veen te rade gaan bij apocriefe boeken zoals Judith, Jezus Sirach en de Makkabeeën.
In het Nieuwe Testament werd de praktijk van de Heere dienen en vasten zoals in de tijd van het Oude Testament overgenomen, constateerde dr. Van Willigen. „Er is dus geen breuk, behalve het ceremoniële gebruik.” Ook voor de kerkvader Ambrosius was vasten niet iets nieuws, stelde hij. In zijn geschriften noemt Ambrosius Elia het prototype van vasten. „Hij associeerde vasten met het hemelleven.”
Volgens Van Willigen was in de Vroege Kerk veertig dagen vasten een voorbereiding op de Doop. In de Koptisch-Orthodoxe Kerk wordt nog altijd gevast als voorbereiding op de kerkelijke feesten. Ook de Rooms-Katholieke kerk houdt vast aan vasten. „In de protestantse traditie wordt vasten niet meer gepraktiseerd”, aldus Van Willigen. „Binnen de drie sola’s van de Reformatie –sola scriptura, sola fide, sola gratia– wordt vasten in een nieuw kader geplaatst”, zei de classicus.
„Vasten wint aan populariteit onder het protestantisme”, betoogde daarentegen de als ”cultuurtheoloog” aan Tilburg University verbonden dr. Frank Bosman. Hij refereerde daarbij aan het askruisje dat protestantse ds. B. J. van der Graaf op Aswoensdag uitdeelt in de Amsterdamse Jeruzalemkerkgemeente. Vasten heeft volgens Bosman spirituele, ecologische, esthetische, medische, religieuze en sociale motieven. Met de commentator van deze krant in 2012 stemt hij in dat de vastentijd matigheid is. Bosman begrijpt echter niet dat de commentator niets moet hebben van carnaval. „Terwijl je met carnaval het leven viert en daarna de vastentijd.”