„Zorg dat je vluchtelingen in je leven toelaat”
Wie door een gemiddelde winkelstraat loopt, stuit op blinkende reclames die een zorgeloos leven beloven. Ze maken deel uit van een „hyperrealiteit”, zegt Frank Mulder, die in zijn boek ”De geluksmachine” deze wereld ontmaskert. „Het wordt in onze samenleving moeilijker om het advies van Jezus op te volgen.”
We zijn onze wereld aan het ombouwen tot een machine. Een „geluksmachine”, die een soort verbeterde versie van de werkelijkheid moet maken waarin onze behoeften en verlangens centraal staan. En waar grote groepen mensen buiten de boot vallen.
Dat is in het kort het betoog van freelancejournalist Frank Mulder (1978). Hij schreef een boek over wat hij de „hyperrealiteit” noemt. We praten erover in een koffiehuis aan de Oude Gracht in Utrecht. Alleen al deze plek ontneemt het zicht op wat er in onze wereld gaande is, begint Mulder. „We zitten in een hip tentje. Mensen uit Overvecht zie ik hier niet, alleen maar blanken met mooie kleren aan. Het geeft een beperkte blik op de werkelijkheid, want zo is Utrecht niet. Utrecht heeft ook werkloze mensen. De helft van de stad woont alleen, veel mensen zijn eenzaam.”
Hoe werkt de geluksmachine precies?
„Ik merk in mijn dagelijks leven dat je ervaring steeds vaker is losgezongen van de werkelijkheid. Een groot deel van mijn tijd zit ik achter een scherm, in een auto of in een trein. Ik koop spullen waarvan ik de maker niet ken. In de binnenstad zie ik etalages met mooie mensen. Maar als je goed kijkt, zijn al die foto’s bewerkt. Om deze wereld te beschrijven, gebruik ik een term van de Franse filosoof Baudrillard, ”hyperrealiteit”. Het gaat om een laag boven onze werkelijkheid, die gemaakt is om onze werkelijkheid na te bootsen, te verbeteren eigenlijk.”
Je zou ook kunnen zeggen: het is juist een onwerkelijke, leugenachtige wereld.
„Leugenachtig is de hyperrealiteit inderdaad, er zitten leugens in. In mijn boek behandel ik een paar van die leugens. Maar ze is wel echt, er zitten echte mensen achter. Via je smartphone kun je appen met je moeder in Spanje. Dat is gewoon je echte moeder. Alleen: er zit techniek tussen. Ik noem de hyperrealiteit een geluksmachine. Er zitten structuren achter die de wereld het liefst automatisch willen laten verlopen. Steeds meer dingen worden uitbesteed aan de techniek. En daarom gebruik ik de metafoor van de machine. De hyperrealiteit lijkt op een machine die erop gericht is ons tevreden te houden. En wij worden objecten, in plaats van dat we sturend zijn.”
Tegelijk is een vraag: wat is het probleem met mensen tevreden stellen?
„De wereld zit vol conflicten, vol lijden. Ons mens-zijn, onze identiteit verandert als we dat wegpoetsen. Er zijn daklozen in de stad, die zie je niet overal. Op sommige plekken worden ze weggeorganiseerd. Ik denk dat het beter is voor de mensen om te zien wat voor daklozen je als stad produceert. Dus die tevredenheid vertekent.
En als christen vraag ik me af: waar is God in deze hyperrealiteit? In de Bijbel zie ik dat God spreekt door de medemens, door het lijden, door de geschiedenis, door de schepping, door de armen. Het zijn allemaal dingen die in de hyperrealiteit worden weggepoetst. Bij mijn huis kan ik de sterren niet zien door de straatverlichting. Vogels zijn stil door het verkeer. Kan ik God dan nog horen? Eigenlijk is de hyperrealiteit een soort bubbelbad. Kun je echt liefde en geloof hebben als je je hele leven in een bubbelbad zit?”
Wat betekent de Bijbel in dit verhaal?
„In de Bijbel zie ik dat Jezus en ook Paulus vaak naar de armen en machtelozen verwijzen. Onder hen is God bezig. En Calvijn zegt: De armen zijn de ambassadeurs van Christus. Ze zijn door God gestuurd om onze liefde te testen. Als je die ambassadeurs niet tegenkomt, loop je een kans mis. Je ziet dat onze tijdsbesteding zo werkt. Er zijn onderzoeken die aangeven hoeveel uur per dag we bezig zijn met reizen, werken, tv-kijken. Er blijft heel weinig tijd over om de armen tegen te komen. Zo verlies ik mijn vrijheid, want ik kies hier niet bewust voor. Ik word door de samenleving gestuurd: je moet geld voor je onderhoud verdienen, voor je hypotheek, je zit in de kerkenraad, je gaat naar de sport van je kinderen – moet ik dan ook nog vrijwilligerswerk doen? Dat past niet. Het wordt steeds moeilijker in onze samenleving om het advies van Jezus op te volgen.”
U beschrijft in het boek drie pijlers van de geluksmachine: het verlangen naar rijkdom, veiligheid en naar status.
„Ik zie dit als diepe menselijke drijfveren die de hyperrealiteit ondersteunen. Later ontdekte ik dat het precies de drie verleidingen zijn die Jezus in de woestijn afwijst. Misschien zijn het wel kerndrijfveren die we moeten leren doorzien.
Allereerst welvaart. Een heel natuurlijk verlangen, maar onze fout is dat we er kritiekloos mee omgaan. We denken het te kunnen bereiken door maar genoeg geld te verzamelen. Intussen hebben we onze hele economie gestructureerd naar geld, een zichzelf versterkend systeem. Uiteindelijk mogen we mensen werkloos maken, of de natuur vernietigen, als de economie maar blijft groeien.
De tweede basisbehoefte is veiligheid. Een gezonde behoefte. Maar onze fout is dat we dat willen bereiken door met techniek de wereld te beheersen. We ontwerpen technische systemen die op grote schaal gebruikt worden om mensen te sorteren, door onze lichaamskenmerken te registreren. Die systemen worden ingezet om criminelen en terroristen op te sporen. Maar ook om vluchtelingen buiten Europa te houden. Ze zijn een doel op zichzelf geworden, een zichzelf versterkend effect.
De derde behoefte is erbij willen horen. Dit is een gevolg van wat de Frans-Amerikaanse menswetenschapper René Girard de mimetische begeerte heeft genoemd: onze verlangens komen eruit voort dat we de ander willen nadoen. Het is een biologische waarheid voor hem, die hij ontdekte in de grote romanliteratuur.
Ook de mode heeft iets heel mimetisch: hij draagt dit, jij wilt het ook. Onze economie draait voor een groot deel op die mimetische begeerte. Girard laat zien dat dit in de geschiedenis leidt tot conflicten. Want als de een iets wil wat de ander ook wil, heb je een conflict. Zo’n conflict wordt opgelost door een derde partij de schuld te geven. Dat is zijn zondeboktheorie, die te maken heeft met vijanddenken. Wij willen horen bij een groep, en degene die niet bij de groep hoort, valt erbuiten. We willen bij elkaar horen, maar dat lukt alleen als er een vijand is. Zo zijn naties en samenlevingen ontstaan. Maar het is als wonen op de vulkaan.”
Deze drie behoeften zitten kennelijk zo diep in een mens, je kunt er weinig aan veranderen, zou je zeggen.
„Precies, het is ons vlees. Onze universele mechanismen zijn zondig. Daar kun je dus weinig aan veranderen – behalve dat je je ervan moet bekeren. Dat betekent dus ook stoppen met geloven in de heiligheid van de maatschappelijke structuren die erop zijn gebouwd. In mijn boek wijs ik op persoonlijke bekering. Wij moeten onze verlangens naar meer onder ogen zien. Pas dan ontstaat de vrijheid om na te denken over gedrag waardoor de geluksmachine wordt ontkracht.
Een alternatief? Jezus gaf ons geen partijprogramma, maar een weg, die ruimte biedt om in onze concrete leefomgeving te kiezen voor wat er écht toe doet. Om keuzes te maken die je helpen de hyperrealiteit te doorzien. Een voorbeeld. Wat mij helpt, is mensen kiezen die erbuiten liggen, die in je leven toelaten, bevriend met hen raken. Dan besef je hoe binnen en buiten werkt, en begrijp je de verzoening van het Evangelie ineens beter. Als je je zogenaamde vijand in je leven toelaat, merk je ineens dat je God nodig hebt om vrede te vinden. Je raakt de illusie van maakbaarheid kwijt. Als je bevriend raakt met mensen zonder papieren zie je ineens de pijnpunten van de samenleving. Het is een persoonlijke tip: zorg dat je de armen in je leven toelaat.”
De aard van een samenleving is volgens de theoloog Johannes Calvijn (1509-1564) af te lezen uit het lot van de armen. Het zijn de armen, zegt Calvijn, die Christus ontvangen hebben. Zij zijn er om het geloof en de liefde van de mensen te peilen. Calvijns visie heeft grote raakvlakken met de bevrijdingstheologie van de laatste halve eeuw. De reformator wijst erop dat Christus de armen heeft aangewezen als Zijn plaatsvervangers, „lieutenants.” Daarbij verwijst hij naar Mattheüs 26:11: „De armen hebt gij immers altijd bij u, maar Mij hebt gij niet altijd.” Zo laat Calvijns commentaar op de Psalmen uit 1557 zich lezen als een antwoord op de ervaring van extreem geweld en sociale ontreddering van mensen die gevlucht waren naar het Genève van die tijd.
Het doel heiligt de middelen, denken veel mensen. En dan bedoelen ze dat je wat middelen betreft wel een oogje mag dichtknijpen als het doel maar oké is. Iemand die zich sterk verzette tegen deze uitspraak is de Franse socioloog Jacques Ellul (1912-1994). Ellul –die na zijn bekering gereformeerd werd– betoogde dat in Gods Koninkrijk het doel niet de middelen heiligt, maar dat het precies andersom is. De middelen, de weg die we kiezen, staan centraal. En God draagt zorg voor het doel.
Vanwege zijn kritische houding wordt Ellul door velen beschouwd als een techniekhater. Hij laat zich in zijn werk inderdaad kritisch uit over de invloed van het technische systeemdenken. Uiteindelijk gaat het hem echter niet om een antitechnische houding, maar om het bewaren van de menselijke vrijheid.
De Duitse theoloog Jürgen Moltmann (1926) stelt de vraag: „Waarom zijn mensen in onze moderne wereld zo verziekt?” en geeft als antwoord: „Omdat ze bewust en onbewust worden beheerst door angst voor de dood. Hun zucht naar leven is in werkelijkheid angst voor de dood. En de angst voor de dood vindt zijn uitdrukking in een ongebreidelde honger naar macht. „Je leeft maar één keer”, wordt ons verteld. „Misschien mis je iets!” Deze honger naar plezier, naar bezittingen, naar macht, de dorst naar erkenning door succes en bewondering – daarin ligt de pervertering van moderne mannen en vrouwen. Dat is hun goddeloosheid. De mens die God verliest, maakt een god van zichzelf. En op deze manier wordt een menselijk wezen een trotse en ongelukkige mini-god.”