Preventie of opsporing
Verbetering van de veiligheid in ons land heeft voor het Nederlandse volk topprioriteit. De regering dringt daarom bij het opsporingsapparaat aan op hogere ophelderingcijfers. Om dat te bereiken wil voorzitter De Wijkerslooth van het College van Procureurs-generaal dat de politie zich concentreert op het boeven vangen.Daarom heeft hij forse kritiek op de nieuwe lijn die het politieapparaat kiest. Dat wil de aandacht verleggen van opsporing van wetsovertreders naar preventie. De politie probeert het misdadigers onmogelijk te maken kwade praktijken uit te voeren. De gedachte daarachter is dat opsporen feitelijk dweilen met de kraan open is. Handige jongens laten zich niet pakken en kleine boefjes worden met de arrestantenwagen bij de achterdeur van het politiebureau afgeleverd, om vervolgens via de voordeur de taxi naar huis te nemen.
De kritiek van De Wijkerslooth op deze nieuwe lijn is de top van het politieapparaat in het verkeerde keelgat geschoten. De Amsterdamse hoofdcommissaris Kuiper heeft deze week openlijk gezegd dat de baas van het openbaar ministerie geen gevoel voor politiewerk heeft. Enkele dagen eerder reageerde de Groningse politiechef Welten al woedend op het standpunt van De Wijkerslooth.
Het openlijk meningsverschil toont aan dat de verschillende partijen flink in hun maag zitten met het falen van het opsporingsapparaat. Beide accentueren een deel van de waarheid. Terecht zegt De Wijkerslooth dat er meer misdadigers moeten worden opgespoord. En terecht zegt Kuiper dat voorkomen beter is dan genezen. De politie moet proberen misdaad te voorkomen en ze moet criminelen opsporen. Het gaat alleen om de vraag waar de accenten worden gelegd.
Het is niet goed dat de top van ons opsporingsapparaat vechtend over straat rolt. Daar geniet de onderwereld van, daar schrikt de samenleving van en de regering heeft er zo een probleem bij. Minister Remkes van Binnenlandse Zaken heeft inmiddels Kuiper tot de orde geroepen. Wanneer er binnen het opsporingsapparaat meningsverschillen bestaan, moeten die volgens de bewindsman niet op straat maar aan de vergadertafel worden opgelost. Daarom heeft hij Kuiper en De Wijkerslooth uitgenodigd voor een gesprek waarbij ook minister Donner van Justitie aanwezig zal zijn.
Naar verwachting zal dit „een constructief en goed gesprek” zijn. Het gaat tenslotte om heren van stand. Maar daarmee zijn de plooien misschien wel gladgestreken, doch de problemen niet opgelost. Daarvoor moeten keuzes gemaakt worden. Alles tegelijk doen, gaat immers niet.
Maar er moet meer op de agenda staan. Voor zowel Remkes als Donner is van belang dat zij greep houden op hun topambtenaren. Minister Remkes heeft namelijk al eerder te maken gehad met politiefunctionarissen die hun mond voorbijpraten. Vorig jaar november uitte Kuiper kritiek op deze minister.
Minister Donner heeft met De Wijkerslooth een ander probleem. De bewindsman steunt de baas van het OM van harte. Maar daarmee loopt hij wel het risico te worden meegesleurd in het afnemend vertrouwen in deze procureur-generaal. Want al is iedereen ervan overtuigd dat de hoogste baas van het OM een subliem jurist is, daarmee is hij nog geen uitmuntend manager. Wanneer Donner de kritiek daarop negeert, loopt hij risico.
De ruzie tussen Kuiper en De Wijkerslooth moet daarom niet alleen worden uitgepraat, er dienen ook strategische keuzes te worden gemaakt en er moet binnen het opsporingsapparaat organisatorisch orde op zaken worden gesteld. De onveiligheid in onze samenleving kan alleen bestreden worden als politie en justitie gezamenlijk optrekken.