Dat blijkt uit onderzoek dat het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vandaag heeft gepresenteerd. Ruim 15 procent van alle goederen die in 2014 over de weg de Nederlandse grens passeerden, werd vervoerd in een vrachtauto uit landen als Polen, Litouwen en Bulgarije. In 2006 was dit nog 6 procent.

Brancheorganisatie Transport en Logistiek Nederland (TLN) liet vanmorgen in een reactie weten niet te schrikken van de cijfers. „Sinds de uitbreiding van de Europese Unie is de markt flink veranderd. Dit is niet iets van gisteren”, aldus TLN-voorzitter Arthur van Dijk. „Zo’n 90 procent van het werk van Nederlandse transportbedrijven bevindt zich nu in een cirkel van 300 kilometer rond Utrecht. Duitsland, de Benelux en Frankrijk; verder komen de meeste bedrijven niet.”

In dit gebied is er voldoende werk, aldus TLN. En dat terwijl de vergrijzing van personeel op de loer ligt. De organisatie probeert 2000 nieuwe chauffeurs aan te trekken voor de sector. „Als dat niet lukt, is het aannemelijk dat er bij Nederlandse bedrijven steeds meer buitenlandse chauffeurs op de loonlijst komen.”

In vijf jaar tijd is de hoeveelheid vracht die door Oost-Europese trucks wordt gereden, toegenomen van 20 miljoen tot 28 miljoen ton. Hun lading is meestal bestemd voor Duitsland en landen die ten zuidoosten van Duitsland liggen. In ongeveer de helft van de gevallen gaat het om Poolse truckers.

Het totaal aan goederen dat de grens overgaat, is sinds 2010 nauwelijks gestegen. Het vervoerde gewicht schommelt al een aantal jaren rond de 180 miljoen ton.