Urker vissorteerders willen geen „wurgcontract”
URK. De maandagochtend is het drukste deel van de werkweek in de Urker visafslag. Maar deze maandagochtend stond de veiligklok langdurig stil. Oorzaak: een werkonderbreking van de vissorteerders.
De bankjes in de mijnzaal zijn bijna allemaal leeg. Een paar kopers zitten met elkaar te praten. Een controleur van voedselwaakhond NVWA loopt werkeloos rond. Op het scherm waar normaliter om deze tijd de klok draait, staat een tekst. „Zodra er nieuws is uit het overleg hopen we te draaien wat er dan klaar staat.”
Het bedoelde overleg, dat om 10 uur plaatsvond, is echter al achter de rug. Maar gewerkt wordt er nog steeds niet. In de kantine luchten gefrustreerde ‘peken’ (vissorteerders) hun hart. Ze hebben de directie om de instelling van een arbitragecommissie gevraagd maar kregen vooralsnog nul op het rekest.
Op de bovenverdieping bespreekt directeur Teun Visser met een delegatie van het afslagbestuur de ontstane situatie. „Geen commentaar”, zegt Visser als hij gevraagd wordt om een reactie.
De vissorteerders willen hun verhaal wel doen. „De visafslag heeft een dure sorteermachine aangeschaft, die niet rendabel kan draaien. Nu wil de directie korten op onze beloning”, legt woordvoerder Jan Rein de Wit uit.
De 140 sorteerders zijn niet in dienst van de afslag: het zijn kleine zelfstandigen, die op oproepbasis beschikbaar zijn. Als vergoeding ontvangen ze een deel van de prijs die de vis op de afslag opbrengt. Afgelopen jaar kwam dat overeen met 25 euro bruto per uur, zegt De Wit. „De afslag wil dat wij in loondienst komen. Als we uiterlijk vandaag een arbeidsovereenkomst tekenen, gaan we naar 16,40 euro bruto. Wie later tekent, krijgt 12,40 euro. Maar het is een wurgcontract, waarbij we maar moeten afwachten of ze werk voor ons hebben.”
De sfeer is gespannen. Sorteerders willen alleen anoniem hun verhaal doen. Een van hen, ouderling bij een van de christelijke gereformeerde kerken, zegt dat hij uit principe niet staakt. „Maar dit is geen staking, ik ben zelfstandige. Ik ben voor twee derde van mijn inkomen van dit werk afhankelijk.”
En de vissers? „Iemand heeft gedreigd zijn vis op te halen en naar een andere afslag te brengen”, weet een ‘oppasser’ (die namens de vissers toeziet op de verwerking). „De meesten wachten af. Het weer is niet best, de kotters liggen nog in de haven. Morgen brengt de vis vast meer op.”