Uitgewist
Romeinen 7:22
„Want ik heb een vermaak in de wet Gods naar de inwendige mens.”
U bent rechtvaardig, Heere, maar wij hebben gezondigd, boos gehandeld en goddeloos gedaan, en Uw hand was zwaar op ons.
Rechtvaardig zijn wij overgegeven aan de zondaar van oudsher, de heer van de dood, omdat hij ons overreedde onze wil aan de zijne gelijk te maken. Zo is hij in Uw waarheid niet staande gebleven. Wat zal de ellendige mens doen? Wie zal hem verlossen uit het lichaam des doods, tenzij Uw genade door Jezus Christus onze Heere, Die U van eeuwigheid gegenereerd hebt en geschapen hebt in het begin van Uw wegen, aan Wie de overste van deze wereld niets van de dood waardig gevonden heeft, maar Wie hij toch doodde?
Zo heeft Hij het handschrift dat tegen ons was, uitgewist. Dat staat niet in andere boeken. Op die bladzijden staat niets over de gelaatstrekken van die godsvrucht, over de tranen van de belijdenis, over Uw offeranden, een gebroken geest en een gebroken en verslagen hart, over de redding van het volk, over de stad, toebereid als een bruid, over het onderpand van de Heilige Geest, over de beker van onze verlossing.
Niemand zingt daar: „Zal mijn ziel niet stil zijn tot God? Want van Hem is mijn heil: immers Hij is mijn God en mijn heil, mijn toevlucht, ik zal niet meer wankelen.” Niemand hoort daar Hem Die roept: „Komt hierheen tot Mij, die vermoeid bent.”
Aurelius Augustinus, bisschop te Hippo
(”Belijdenissen”, 398)