„Jodenhaat is hardnekkig kwaad”
Steeds meer mensen geven Joden collectief de schuld van aan Israël toegeschreven misdaden. En dat is zorgwekkend, vindt dr. G. C. Quispel. „Termen zoals ”Joodse lobby” en ”zionistisch complot” verwijzen naar de samenzweringstheorieën in het antisemitische geschrift ”De Protocollen van de Wijzen van Zion”. Ze vinden hun oorsprong in de middeleeuwen.”
Toen de Leidse historicus ruim twintig jaar geleden begon met het geven van colleges over antisemitisme, was het al een actueel onderwerp. En dat is in de loop der jaren alleen maar toegenomen, zegt Quispel in zijn werkkamer in de binnenstad. Vandaag verscheen zijn boek ”Anti-Joodse beeldvorming en Jodenhaat”, waarin hij de geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa beschrijft.
Vooroordelen, afkeer en haat ten opzichte van Joden: ze bestaan al duizenden jaren. De Romeinse historicus Flavius Josephus (37-100), zelf van Joodse afkomst, gaf in zijn werk al talloze voorbeelden van heftige anti-Joodse uitlatingen van Egyptische en hellenistische schrijvers uit de voorchristelijke oudheid. En ook uit de preken en geschriften van theologen en kerkvaders uit de eerste eeuwen van het christendom blijkt een diepe afkeer van Joden en hun religie. De zestiende-eeuwse kerkhervormer Maarten Luther schreef aan het eind van zijn leven felle anti-Joodse pamfletten (zie kader). In de tweede helft van de negentiende eeuw was er een opleving van antisemitisme, die uitmondde in de Holocaust: de moord ruim 6 miljoen Joden tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De vraag waarom die haat en vervolging juist de Joden trof, is volgens Quispel niet eenvoudig te beantwoorden. „Dat blijft raadselachtig. Antisemitisme is een vorm van vreemdelingenhaat, en vanaf de negentiende eeuw ook van racisme. Maar bij vreemdelingenhaat is er bijna altijd sprake van een concreet conflict, zoals de slavernij in de Verenigde Staten in de negentiende eeuw om arbeid draaide.”
In West-Europa is er eigenlijk nooit een concreet belangenconflict geweest tussen de christelijke Europeanen en de Joden. „Bij het antisemitisme ging het niet om land, niet om macht, niet om geld, niet om het verkrijgen van goedkope arbeid”, zegt Quispel. De daders van de Jodenvervolgingen in de middeleeuwen hadden volgens hem niets te winnen met het uitmoorden van de Joden. De nazi’s tijdens de Tweede Wereldoorlog evenmin. „Antisemitische aantijgingen gaan altijd over zaken die de Joden niet gedaan hebben. Joden kregen vaak de schuld van gebeurtenissen die mensen niet konden verklaren. Toen Europa in de veertiende eeuw werd getroffen door een grote pestepidemie, waarbij 40 procent van de bevolking om het leven kwam, geloofden veel mensen dat de Joden de waterbronnen hadden vergiftigd.”
Antisemitisme wijkt dus af van andere vormen van haat en vervolging, stelt Quispel. „Er is geen enkel ander voorbeeld in de Europese geschiedenis, en bij mijn weten ook niet in de geschiedenis van andere continenten, waarbij een maatschappelijke groep meer dan 2000 jaar lang slachtoffer is geweest van stigmatisering en vervolging.”
Anti-Joodse scheldpartijen en pesterijen kwamen op bijna ieder moment in de West-Europese geschiedenis voor, ontdekte hij. „Toch zijn verbanning, mishandeling en vervolging, ook in gebieden met een sterk antisemitische traditie, altijd uitzonderlijk geweest. Het zou echter veel te kort door de bocht zijn om te zeggen dat het dus wel meeviel met de Jodenhaat. Er waren lange perioden dat Joden redelijk ongestoord konden leven, ook toen ze in ballingschap waren. Maar er waren ook heel slechte tijden, zoals in het Rijnland, na het uitroepen van de eerste kruistocht in 1096. Antisemitisme is een hardnekkig kwaad dat steeds weer opduikt.”
Waar komen al die vooroordelen en discriminatie van Joden vandaan?
„De geschiedenis van het antisemitisme begint met de opkomst van het christendom. De meeste christenen zagen Joden als concurrenten, die bovendien verantwoordelijk waren voor de kruisiging van Christus. Het onderlinge wantrouwen nam steeds meer toe. Joden konden op Goede Vrijdag maar beter binnen blijven.
Mede door het christendom is antisemitisme onderdeel geworden van het Europees gedachtegoed. Politici en kerkleiders kunnen het gemakkelijk oproepen, omdat anti-Joodse gevoelens dicht onder de oppervlakte zitten. Je ziet dat bijvoorbeeld in Frankrijk, waar het rechtse Front National veel aanhang heeft. In Nederland is er minder sprake van haatdragend antisemitisme, al nemen anti-Joodse uitingen door het Palestijns-Israëlisch conflict wel weer toe.”
Wanneer is er precies sprake van antisemitisme?
„Dat is niet zo heel gemakkelijk om aan te geven. Zelf kijk ik vooral naar anti-Joodse uitspraken. Mijn leermeester Dik van Arkel omschreef antisemitisme als een anti-Joodse attitude op basis van vooroordelen. Als je van deze definitie uitgaat, was eigenlijk iedereen in West-Europa vóór de Tweede Wereldoorlog antisemitisch. Overigens wordt antisemitisme pas een maatschappelijk probleem als mensen het niet erg vinden als iemand anders anti-Joodse uitlatingen doet.”
U noemt tolerantie ten opzichte van antisemitisme „zorgelijk.”
„De beschuldigingen die in de loop der eeuwen zijn uitgesproken ten opzichte van Joden zijn niet alleen onterecht, ze zijn volledig absurd. In Duitsland en Oostenrijk was antisemitisme in de jaren vóór de Tweede Wereldoorlog sociaal geaccepteerd. Iedereen kon zich vrijelijk uitspreken tegen de Joden en het gevaar dat zij vormden voor de samenleving. Tolerantie van dergelijke ideeën kon leiden tot het stigmatiseren van een hele bevolkingsgroep, tot uitsluiting en in de meest extreme gevallen tot vervolging.”
Antisemitische vooroordelen waren na de Tweede Wereldoorlog, toen miljoenen Joden waren vermoord, nog nergens verdwenen.
„Dat is schokkend, ja. Er was onvoldoende besef van wat er tijdens de oorlog met de Joden was gebeurd. Veel mensen reageerden geïrriteerd op Joden die aandacht vroegen voor hun leed; ze hadden vooral oog voor hun eigen ellende. „Joden zouden nu eindelijk eens het verleden achter zich moeten kunnen laten”, reageerden sommigen. Het onvermogen om om te gaan met de verschrikkingen van de Holocaust noemen we secundair antisemitisme. Iemand vatte dat als volgt samen: „De Duitsers zullen de Joden Auschwitz nooit vergeven.””
Pas in de jaren zestig begonnen de misdaden van de nazi’s tegen de Joden bij de mensen door te dringen, aldus Quispel. Vooral het proces tegen nazikopstuk Adolf Eichmann in 1961 was een keerpunt. „De rechtszaak werd over de hele wereld gevolgd. Meer dan honderd overlevenden legden getuigenis af van wat hun was overkomen.”
In Duitsland zou niet lang daarna, eind 1963, een proces beginnen tegen 22 kampbewakers uit Auschwitz. De rechtszaak duurde bijna twee jaar, honderden overlevenden werden gehoord en in Duitsland en daarbuiten leidde het proces tot een nieuwe golf van publiciteit over de Holocaust. In de herinnering aan de Tweede Wereldoorlog kwamen de kampen en de Jodenvervolgingen voortaan op de eerste plaats.
In de jaren zeventig kwam er een taboe op antisemitisme. „Vrijwel niemand, buiten een kleine groep nazisympathisanten, haalde het nog in zijn hoofd zich openlijk antisemiet noemen. Antisemitische uitlatingen en ontkenning van de Holocaust waren strafbaar en degenen die zich eraan schuldig maakten, werden gestraft.”
Nu is antisemitisme weer in opkomst. Hoe verklaart u dat?
„Antisemitisme is tegenwoordig sterk verbonden met de politiek van Israël, die als imperialistisch wordt gezien. In de geschiedenis zie je voortdurend dat het antisemitisme lijkt te verdwijnen en dan ineens weer opkomt. Het zit onder de oppervlakte. Er hoeft maar iets te gebeuren en het is er weer.”
Op dit moment is antisemitisme waarschijnlijk nergens zo sterk als in de Arabische wereld.
„Het West-Europees antisemitisme manifesteert zich voor een belangrijk deel in de islamitische bevolking, en je ziet vaak dezelfde elementen terug. Als er ergens een Palestijns jongetje wordt gedood, dan wordt het hele Joodse volk beschuldigd van imperialisme en rituele moord.
Maar er is ook een verschil: het Arabische antisemitisme komt voort uit een concreet conflict, namelijk om de legitimiteit van de staat Israël, de kwestie van een Palestijnse staat, de verdeling van grond en politieke macht. In het antisemitisme in West-Europa gaat om verzonnen beschuldigingen ten opzichte van mensen die in geen enkel opzicht een bedreiging vormden of vormen, maar die toch leidden tot uitsluiting, mishandeling, verbanning en vervolging.”
In West-Europa ontwikkelde zich het stereotype van de Joodse woekeraar, schrijft Quispel in zijn studie. „Hier werden de eerste beschuldigingen van rituele moord en hostieschending geuit. Hier begon men al in de middeleeuwen te geloven dat het kwaad niet bij individuele Joden lag, maar dat de hele Joodse gemeenschap schuld had. Het is in West-Europa dat Joden voor het eerst als ras werden beschouwd en dat de aanwezigheid van Joden als een levensgevaarlijke bedreiging werd gezien voor het voortbestaan van de natie. Het heeft uiteindelijk geleid tot de grootste misdaad uit de geschiedenis van de mensheid.”
Mede n.a.v. Anti-Joodse beeldvorming en Jodenhaat. De geschiedenis van het antisemitisme in West-Europa, Chris Quispel; uitg. Verloren, Hilversum, 2016; ISBN 978-90-8704-549-4; € 32,-. Vandaag is het Holocaust Memorial Day. In Kruispunt morgen een interview met dr. A. A. A. Prosman over de Holocaust en de kerken.
„Luther, Erasmus en Kuyper waren antisemieten”
Door de hele geschiedenis heen hebben veel christenen zich negatief uitgelaten over Joden en hun godsdienst. Maarten Luther, Desiderius Erasmus en Abraham Kuyper vormden daar geen uitzondering op.
De antisemitische uitspraken van Luther in ”Over de Joden en hun leugens” (1543) zijn volgens Quispel niet makkelijk weg te poetsen als een incident of een vergissing. De kerkhervormer zou daarna nog meer boeken en artikelen schrijven met een vergelijkbare strekking.
Dat een zestiende-eeuwse theoloog negatief over de Joodse religie dacht, is volgens de Leidse onderzoeker niet heel verwonderlijk. „Ook Erasmus was geen vriend van de Joden. Hij deelde de vooroordelen die al eeuwen in de kerk leefden en was overtuigd van hun schuld aan de kruisiging.”
De „redeloze woede” waarmee Luther tegen de Joden schreef, vindt Quispel echter „uitzonderlijk.” Wat wel opvalt, is dat bij Luther het antisemitisme nooit op zichzelf stond. „Een godsdienst waarin Christus geen centrale plaats innam, was in zijn visie altijd verwerpelijk. De beschuldigingen aan het adres van de Joden waren vaak precies dezelfde als die hij uitte ten opzichte van de rooms-katholieken en de islamitische Turken. Hij haatte iedereen die in zijn ogen het ware christendom wilde vernietigen.”
Dat veel protestanten een beetje met de anti-Joodse uitspraken van Luther in hun maag zitten, begrijpt Quispel wel. „Maar ik geloof niet dat het achteraf aanbieden van excuses zo veel zin heeft.”
Quispel noemt ook de Nederlandse theoloog en staatsman Abraham Kuyper (1837-1920) een antisemiet. „Al vond hij zelf niet dat hij dat was. Wie echter de geschriften van Kuyper over de Joden leest, en ziet dat hij bijna alle gangbare anti-Joodse vooroordelen onderschreef, kan niets anders concluderen. Overigens ontbreekt bij hem het racistische element van Jodenhaat, dat in Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk inmiddels zo belangrijk was geworden.”
Als calvinist had Kuyper natuurlijk een diepe eerbied voor het Oude Testament, zegt Quispel. „Maar Kuyper was teleurgesteld dat de Joden het ware geloof niet hadden omarmd én dat ze in politiek opzicht voor de liberale partij kozen.”
Kuyper was geen eenling in zijn kritiek op het Jodendom. Ook bij vooraanstaande Nederlandse socialisten was er volgens de Leidse historicus soms sprake van uitgesproken antisemitisme, zoals bij Domela Nieuwenhuis (1846-1919). „In zijn boekenkast stonden de werken van Proudhon, Toussenel, Tridon, Drumont en andere vooraanstaande antisemieten.”
Zie ook:
Het teken van Kain, Reformatorisch Dagblad ((4 februari 2010# www.digibron.nl/search/detail/b73626e4c991de2dd287b39591bfdbf9/het-teken-van-ka-n})