Commentaar: Wachtgeld
Je zou met haar te doen krijgen. Want wat ook de achtergrond is van het overhaaste vertrek van D66-Kamerlid Hachchi uit het parlement, het was vast niet haar bedoeling zo veel ophef te veroorzaken. Want sinds zij begin vorige week haar biezen pakte, fractievoorzitter Pechtold én de Tweede Kamer afschepend met een summier afscheidsbriefje dat meer vragen oproept dan beantwoordt, heeft zij talloze pennen in beweging gebracht.
Zou het misschien kloppen dat zij de autoritaire leiderschapsstijl van Pechtold zat was, zoals sommigen beweren? Is er bij haar misschien een knop omgegaan toen zij enkele weken geleden op straat werd aangevallen door een hond, die haar zodanig verwondde dat zij tijdens de stemming over de nieuwe Kamervoorzitter per taxi aan- en afgevoerd moest worden? En hoe kan het nu toch zijn dat zij gaat „werken” in het campagneteam van Hillary Clinton, terwijl dat team voor het merendeel uit vrijwilligers bestaat? En als zij als vrijwilliger in de VS aan de slag gaat, strijkt zij dan wél Nederlands wachtgeld op?
Kortom, vragen en speculaties te over. Het jammere is dat Hachchi, een ijverig en kundig Kamerlid, dit gespeculeer zelf heeft veroorzaakt door niet alleen met de noorderzon te vertrekken, maar bovendien op dat abrupte vertrek nauwelijks een toelichting te geven.
Ondertussen zou de Tweede Kamer zich moeten afvragen of er wellicht aan het verschijnsel wachtgeld iets te verbeteren valt. Nee, deze krant zingt niet mee in het koor van Binnenhof-bashers, die elke gelegenheid aangrijpen om politici af te schilderen als zelfverrijkers die beschikken over de meest luxueuze wachtgeldregeling die er te bedenken valt. Want dat stemt niet overeen met de werkelijkheid. Dát er een wachtgeldregeling is, is billijk. De politiek ingaan is immers kiezen voor een uiterst onzeker bestaan. Daar komt bij dat de wachtgeldregeling die er is, de laatste jaren al enkele malen is versoberd.
Toch neemt dat alles niet weg dat over bepaalde aspecten van deze regeling best nog eens mag worden nagedacht. Met name de vraag of politici recht moeten hebben op wachtgeld wanneer ze vrijwillig de handdoek in de ring gooien, verdient aandacht. Over dit punt is al vaker ophef ontstaan, onder meer toen oud-burgemeester Rehwinkel van Groningen in 2013 zijn baan eraan gaf voor een functie als vrijwilliger in Spanje. Kon dat zomaar? Uit eigen beweging stoppen als burgemeester, om vervolgens jarenlang wachtgeld op te strijken?
Let wel: dit vraagstuk is niet eenvoudig. Want hoe dan te handelen met iemand die in het parlement acht jaar keihard gewerkt heeft en die bij verkiezingen er zelf voor kiest niet meer op de lijst te staan? Mag die ook geen wachtgeld meer krijgen? En zo zijn er vast meer voetangels en klemmen.
Desondanks loont het de moeite als de politiek hier nog eens grondig naar kijkt en bijvoorbeeld regelt dat een politicus die vrijwillig, zonder externe noodzaak en halverwege zijn termijn, met zijn werk stopt nog slechts een déél van het wachtgeld krijgt. In de rest van de maatschappij krijg je immers ook geen werkloosheidsuitkering als je zonder enige noodzaak het bijltje erbij neergooit?