Commentaar: WMO blijkt op onderdelen te vaag te zijn
Veel kiezers zijn niet blij met PvdA-staatssecretaris Van Rijn (VWS). Dat beeld rees zaterdag op uit een enquête die is uitgevoerd door een aantal dagbladen, uitgegeven door het concern de Persgroep. Belangrijkste conclusie van het onderzoek: 56 procent van de burgers krijgt minder thuishulp dan een jaar geleden en 70 procent is er meer geld aan kwijt.
Duidelijk is op welke verschraling het onderzoek doelt. Ruim een jaar geleden, om precies te zijn op 1 januari 2015, werd in Nederland de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) van kracht. Iemand die vanwege ouderdom of ziekte moeite heeft de eigen woning schoon te houden, kan er daardoor niet meer automatisch op rekenen dat de gemeente de ondersteuning regelt. Hij of zij moet eerst in zijn eigen netwerk op zoek.
Gevolg daarvan is dat gemeenten hulpvragen sinds dit jaar strenger beoordelen. Behalve de nieuwe wet speelt daarbij ook nog mee dat het Rijk voor dit jaar ongeveer een kwart van het thuiszorgbudget wegbezuinigd heeft.
Becijferd is dat het aantal burgers dat naar de rechter is gestapt wegens een WMO-geschil met de gemeente sinds de invoering van de wet is gestegen met 80 procent. Dat mag Van Rijn zich aanrekenen. Met zijn wet in de hand gingen gemeenten de afgelopen maanden totaal verschillende kanten op. Sommige colleges maakten van de huishoudelijke hulp een soort schoonmaakvoorziening waar heel veel burgers nog voor maximaal twee uur per week gebruik van mochten maken. Andere kozen voor een nog radicalere wetsinterpretatie: zij achtten het organiseren van huishoudelijke hulp niet langer hun verantwoordelijkheid en haalden er een dikke streep doorheen.
Een gang naar de rechter ligt dan voor de hand, maar ook de magistraten blijken te moeten gissen naar Van Rijns bedoelingen. Medio december peperde de rechtbank Gelderland de gemeente Lochem in dat verantwoordelijk zijn voor de WMO wel degelijk ook betekende: verantwoordelijk zijn voor de huishoudelijke hulp. De gemeente Oosterhout, een van de gemeenten die besloot de huishoudelijke hulp te schrappen, werd ruim twee weken geleden echter door de rechtbank Zeeland-West-Brabant in het gelijk gesteld. De wet zelf biedt op dit punt dus onvoldoende duidelijkheid en dat is een kwalijke zaak.
Terug nu naar de enquête en de 56 procent van de burgers die minder hulp krijgt dan vorig jaar. Uit tal van peilingen valt af te leiden dat voor de bezuinigingen op de huishoudelijke hulp best enig begrip bestaat. Zeker als wordt bedacht dat zwaardere vormen van zorg, zoals de verpleeghuiszorg, daardoor ontzien kunnen worden.
Als burgers echter gewaarworden dat een voorziening die in hun woonplaats is wegbezuinigd in een naburige gemeente nog volop geboden wordt, ligt razernij op de loer. Ziedaar wat Van Rijn over zichzelf heeft afgeroepen door de wettekst op onderdelen onnodig vaag te houden. Als de kiezer hem en de PvdA bij de verkiezingen van 2017 daarvoor een oorveeg uitdeelt, is dat bepaald niet onterecht.