„En het Woord is vlees geworden.”
Onmetelijk is God en niet met het oog te aanschouwen. Hij is slechts door Hemzelf geheel te begrijpen, ook al zou iemand geloven dat Hij wegens de eenvoud van Zijn eenvoudig wezen hetzij geheel onbevattelijk of volkomen te vatten zou zijn. Het Woord Gods is de remedie tegen de verschrikkelijke ziekte van de zonde. Het is van vóór deze bedeling, onzichtbaar, onbegrensd, niet-lichamelijk, het begin van het begin, het licht van het licht, de bron van het leven en de onsterfelijkheid, een afdruk van oorspronkelijke schoonheid, het onverbrekelijke zegel, het onveranderlijke evenbeeld, de grens en kennis van de Vader.

Het Woord daalt af tot Zijn evenbeeld, wordt vlees om der wille van het vlees, verbindt Zich met een redelijke ziel omwille van mijn ziel, opdat Hij zo het gelijke met het gelijke kan reinigen. En in alles, uitgenomen de zonde, wordt Hij mens, ontvangen door de maagd, tevoorschijn tredend als God met de mensheid, één zijnde uit twee tegengestelde zaken, uit vlees en uit Geest, waarvan het ene goddelijk werd en het andere goddelijk was. Welk een nieuwe verbinding! Wat een wonderbare vereniging!

Gregorius van Nazianze, bisschop te Constantinopel (”Kerst”, 382)