Vergunning voor bordeel mag worden geweigerd
In tegenstelling tot de Rotterdamse rechtbank vindt de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een nog niet onherroepelijk veroordeelde vrouwenhandelaar wel een bordeelvergunning geweigerd kan worden.
Met deze uitspraak verklaarde de hoogste bestuursrechtbank het hoger beroep gegrond dat burgemeester Opstelten van Rotterdam instelde tegen een uitspraak van de Rotterdamse bestuursrechter.
Het gaat om privé-huis Misty aan de Statenweg, waarvoor de burgemeester in 2001 aan de exploitant een seksvergunning verleende. Na klachten van omwonenden en nadat gebleken was dat de seksbaas door de Rotterdamse strafrechter tot celstraf was veroordeeld voor vrouwenhandel, besloot Opstelten de verleende vergunning alsnog te weigeren.
De weigering staat op gespannen voet met de Rotterdamse algemene plaatselijke verordening (APV). Daarin staat dat „een beheerder van slecht levensgedrag is na een onherroepelijke veroordeling.” De veroordeling voor vrouwenhandel is niet onherroepelijk omdat de zaak nog in hoger beroep moet dienen bij het gerechtshof in Den Haag. Het kan een tijdje duren voordat de zaak bij het hof op de rol komt. De Rotterdamse seksbaas, die zeven tot tien bordelen in Rotterdam zou exploiteren, heeft enkele vrouwelijke getuigen opgeroepen die in Indonesië verblijven.
De Rotterdamse bestuursrechter verklaarde het beroep van de exploitant tegen het besluit van de burgemeester vorig jaar gegrond. De uitspraak betekende dat de bordeelhouder zijn sekshuis tot nu toe kon openhouden. Opstelten kon daar niet bij, aldus een woordvoerder.
De Raad van State stelt dat de burgemeester in zijn bestuurlijke afwegingen meer mag betrekken dan alleen het eindresultaat van het strafproces. De burgemeester heeft het terecht aannemelijk gevonden, aldus de Raad van State, dat de exploitant zich aan criminele feiten heeft schuldig gemaakt ook al kan de man in hoger beroep nog worden vrijgesproken. „Hoewel de APV spreekt van een onherroepelijke veroordeling, wil een veroordeling door de rechtbank niet zeggen dat de beheerder niet van slecht levensgedrag is”, aldus de Raad van State.