Sluiten van grenzen geen reële oplossing voor vluchtelingenprobleem
Het sluiten van de grenzen is geen reële oplossing voor de vluchtelingenproblematiek, betoogt drs. Jan Schippers.
Vorig jaar vroegen ruim 35.000 personen asiel aan in Nederland. De verwachting is dat de stroom asielzoekers ook in 2016 zal aanhouden. Gaat dit onze draagkracht niet te boven? Steeds luider klinkt de roep om de nationale grenzen te sluiten.
Eerst dit: wat wordt bedoeld met ”gesloten grenzen”? Zijn dat Noord-Koreaanse grenzen? Nee, want Nederlanders willen in de zomervakantie massaal naar het buitenland. Dus wenst men in feite grenzen die alléén voor vluchtelingen gesloten zijn. Maar dat is een irreële optie. Zulke ‘selectieve’ grenzen zijn onmogelijk. Ook lijkt het zeer de vraag of men wel het geduld kan opbrengen wanneer er door de gewenste grondige grenscontroles lange rijen wachtende mensen ontstaan.
Echt gesloten grenzen zoals Oost-Duitsland die voor 1989 had, zullen bovendien leiden tot een economische crisis waarbij die van 2008 tot 2013 vergeleken slechts kinderspel is. Waarom vermeldt geen één politicus die het sluiten van de grenzen bepleit dit neveneffect? Het toont aan dat dit geen echte oplossing voor het probleem is en dat de toevlucht wordt genomen tot retoriek die niet eens meer goedkoop klinkt, maar het ook daadwerkelijk is.
Ten tweede: wat is het directe effect? Sinds de Europese buitengrenzen scherper worden bewaakt en er een verbod geldt voor luchtvaartmaatschappijen en veerdiensten om personen zonder geldige reispapieren te vervoeren, zien we dat de winsten van mensensmokkelaars stijgen en er steeds meer mensen op de Middellandse Zee omkomen. Dit beleid van voortdurend verscherpte grensbewaking kost vele mensenlevens. Legt dit argument gewicht in de schaal of kijken we de andere kant op?
Ten derde is er een historisch argument. Wanneer Nederland de grenzen sluit voor vluchtelingen, kieperen we het vluchtelingenprobleem bij andere landen over de schutting. Dan creëren we een situatie zoals die in Europa in de jaren kort voor de Tweede Wereldoorlog. Toen de politieke en maatschappelijke situatie in Duitsland na 1933 steeds bedreigender werd, zochten veel Joden een veilig heenkomen in andere Europese landen. Gelukkig werden velen toegelaten, maar eveneens werd zeer velen de toegang geweigerd. Na de oorlog bleek dat zij vermoord waren.
In het licht van deze schaamtevolle geschiedenis is de totstandkoming van het Verdrag van Genève in 1951 zeer verklaarbaar. Door dit zogenaamde Vluchtelingenverdrag te ondertekenen, heeft Nederland afstand gedaan van het recht om zijn grenzen voor asielzoekers te sluiten. Iedere vreemdeling die bij ‘de poort’ aanklopt en een beroep doet op de vluchtelingenstatus moet worden binnengelaten. Pas wanneer na onderzoek blijkt dat dit beroep onterecht is, mag Nederland de vreemdeling het land uitzetten.
In de vierde plaats is de realiteit dat we leven in een haast ‘grenzenloze’ mondiale samenleving. De industriële en technische ontwikkelingen in het Westen hebben zeker bijgedragen aan de grootschalige migratie. Grote afstanden zijn relatief eenvoudiger te overbruggen. Daardoor zal migratie naar rijke landen een permanent verschijnsel zijn. Door de voortgeschreden techniek en de onderlinge economische afhankelijkheid merken we binnenlands al snel de gevolgen van een ontwikkeling of gebeurtenissen in het buitenland. Afrikanen en Aziaten hebben beelden gezien van de welvaart en luxe waarin wij leven. Wat doe je dan als je in een land leeft waar jij en vele leeftijdsgenoten geen perspectief op werk hebben, of waar een corrupt regime je familiebezit ruïneert? Of als je je dagen moet slijten in een overvol vluchtelingenkamp zonder onderwijs voor je kinderen? Dan doe je wat iedere Europeaan in zo’n wanhopige situatie al veel eerder had gedaan: je biezen pakken en vertrekken.
Maar waarom vinden we die migratie zo problematisch? Omdat onze identiteit onder druk staat? Dat is een valide reden, maar niet de enige. De diepste oorzaak schuilt wellicht in onze ziel. We verlangen naar geborgenheid en veiligheid. Net als de vele vluchtelingen willen wij westerlingen vrij zijn van angst.
Daarbij speelt heimwee naar de zekerheid van de welvaartsstaat ons parten. Toen was de werkelijkheid nog overzichtelijk. Maar omdat de verzorgingsstaat onbetaalbaar bleek, vonden er hervormingen plaats, werd er marktwerking geïntroduceerd en is flexibilisering thans het toverwoord om onzekerheid tegen te gaan. Dat vergt veel zelfvertrouwen, die niet ieder mens in dezelfde mate heeft.
Maar nu de staat geen zekerheid kan bieden, heeft hij een andere belofte nodig om zijn gezag bij burgers te legitimeren. De socioloog Zygmunt Baumann betoogt dat politici deze legitimatie zoeken in de bescherming van de persoonlijke veiligheid van burgers. Politici beloven veiligheid, en als wapen in de strijd om kiezersgunst en media-aandacht worden bedreigingen van die persoonlijke veiligheid breed uitgemeten. Denk daarbij aan brute criminelen, nietsontziende terroristen, maar ook aan (illegale) immigranten. En dáárom moeten de grenzen potdicht.
Gaat dat helpen? Niet echt, want niet alleen onveiligheid en onzekerheid voeden de angst bij burgers, maar hen bekruipt ook een gevoel van machteloosheid. Ze hebben het heft niet meer in handen. De controle over hun leven en leefomgeving loopt als zand tussen de vingers door. Mensen maken zich zorgen over hun toekomst. Die zorgen moeten politici ten volle onder ogen zien, niet wegwuiven of bagatelliseren, maar ook niet overschreeuwen door schijnproblemen met bijbehorende nepoplossingen.
Het debat moet daarom niet gaan over de vraag of de grenzen openblijven of dicht moeten, maar welk beleid Nederland voert vóórdat vluchtelingen hier arriveren en nadat ze zijn toegelaten. Op welke gronden laten we vluchtelingen toe? Komt het er in de praktijk niet op neer dat een ‘economische migrant’ uit een conflictgebied met behulp van een reisagent veel meer kans heeft om hier te komen wonen dan een politieke vluchteling of een vervolgde christen die echt voor zijn leven moet vrezen?
En dan ons integratiebeleid: is dat wel activerend genoeg? Waarom belandt 45 procent van de Afghanen en 70 procent van de Somaliërs in de bijstand, tegenover 3 procent van de Nederlanders? Dit vraagt moed van politici. En uithoudingsvermogen. Want goed integratiebeleid levert niet meteen zichtbaar resultaat, maar is een zaak van lange adem.
We mogen ten slotte niet uitsluiten dat het een vingerwijzing van Hogerhand is, dat de vreemdeling aan onze poorten ons met de neus op de feiten drukt: ieder mens is afhankelijk van de gratie Gods. Alleen bij Hem zijn we veilig en wél geborgen. Dat ontslaat ons intussen niet van de plicht om op een nuchtere en betrokken wijze kwetsbare mensen te helpen, zowel zij die hier geboren en getogen zijn als zij die, van huis en haard verdreven, hier ons pad kruisen.
De auteur is directeur van het Wetenschappelijk Instituut voor de SGP.