Dr. Piet Steenkamp (1925-2016)
EINDHOVEN. Op vrijdag 8 januari overleed op 90-jarige leeftijd Piet Steenkamp, de drijvende kracht achter de oprichting van het CDA in 1980. Daarnaast was hij 34 jaar lid van de Eerste Kamer, waarvan 8 als voorzitter.
De familie van Steenkamp maakte het overlijden dinsdag bekend, direct na de begrafenis die in besloten kring plaatsvond.
Al in de jaren zestig streefde Steenkamp met de zogenoemde Club van 18 een samenwerkingsverband na van de gereformeerde ARP, de hervormde CHU en rooms-katholieke KVP. Van 1973 tot 1980 was Steenkamp voorzitter van de Federatie CDA. Toen de fusie in 1980 was afgerond, benoemde de partij hem tot erevoorzitter. De totstandkoming van het CDA noemde Steenkamp later „het meest emotionele moment van mijn leven.” Het CDA eert Steenkamp al jarenlang omdat het opleidingsinstituut binnen de partij naar hem is vernoemd. Ook het jaarlijkse debattoernooi van de partij draagt zijn naam.
De vorming van het CDA zag Steenkamp als een bijzondere opdracht die alles te maken had met zijn overtuiging als rooms-katholiek. In 1968 sprak hij zijn KVP-partijgenoten toe met de woorden: „Er is een Bijbelwoord dat mij bijzonder lief is en dat luidt: „Gij zult mijn getuigen zijn.” Welnu, dames en heren, ik geloof dat deze klemmende oproep en opdracht niet beperkt is tot het persoonlijk leven. Daar is geen sprake van! Ik vind dat ik in dit land, vandaag en in de huidige situatie, het beste gestalte kan geven aan die opdracht door bij te dragen tot een moderne evangelische volkspartij.”
Overigens ging de vorming van het CDA niet altijd van een leien dakje. Toen er vanuit de ARP tegenstand kwam, sprak hij de legendarisch woorden: „De honden blaffen, maar de karavaan trekt verder.”
Niet alleen voor de KVP en het CDA was Steenkamp van grote betekenis, ook als politicus voor het landsbelang verdiende hij zijn sporen. Van 1965 tot 1999 was hij lid van de Eerste Kamer, eerst voor de KVP en later voor het CDA. Van 1983 tot 1991 was hij voorzitter van de Senaat.
In 1971 vormde Steenkamp als informateur het vijfpartijenkabinet-Biesheuvel. Hoewel Steenkamp zeker capaciteiten had om minister te worden, ambieerde hij een ministerspost niet. Hij bedankte meerdere keren voor verzoeken daartoe. Ook wilde hij niet in de Tweede Kamer; zijn naam werd ook genoemd als lijsttrekker voor de eerste Tweede Kamerverkiezingen waar het CDA aan meedeed, die van 1977.
Steenkamp zou zich niet thuis voelen in de politieke slangenkuil van de Tweede Kamer en een kabinet. De christendemocraat zocht naar harmonie en aan conflicten had hij een hekel. Daarom paste het voorzitterschap van de Eerste Kamer, waarbij hij boven de partijen stond, perfect bij zijn persoon.
Het mooie van het politieke werk in de Eerste Kamer vond hij dat de combinatie met het hoogleraarschap mogelijk bleef. Van 1960 tot 1990 was hij buitengewoon hoogleraar en ‘gewoon’ hoogleraar sociaal recht aan de Technische Hogeschool in Eindhoven; de huidige Technische Universiteit. „Ik beleef mijn fijnste dagen als ik op de hogeschool in Eindhoven zit”, zei hij daarover.
Het streven naar harmonie, maakte Steenkamp overigens niet kleurloos. Integendeel. Net als vele rooms-katholieken had Steenkamp een progressief imago –daarom kreeg hij zelfs de bijnaam ”rode Piet”.
Steenkamp groeide op in een rooms-katholieke ondernemersfamilie en was zelf enige jaren directeur van een bacon- en conservenfabriek van zijn vader. Daar bracht hij principes van de katholiek-sociale leer in de praktijk, namelijk inspraak en winstdeling. Uiteindelijk maakte hij de overstap naar de wetenschap. Hij liet zich daarbij leiden door een uitspraak Thomas van Aquino dat inzet voor de publieke zaak de hoogste opdracht is.